Tłumaczenia i wymowa zeepzieden w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ge·ˈmie·den [gəˈmiːdn̩] CZ.

gemieden im. cz. przeszł. von meiden

Zobacz też meiden

ˈmei·den <mied, gemieden> [ˈm͜aidn̩] CZ. cz. przech. podn.

meiden

(ver)mijden

meiden

ontwijken

zu·ˈfrie·den [ ͜tsuˈfriːdn̩] PRZYM. (befriedigt)

zufrieden

tevreden

mit jdm/etw zufrieden sein

tevreden zijn over iem/iets

be·ˈfrie·den [bəˈfriːdn̩] CZ. cz. przech. podn.

befrieden

de rust herstellen

befrieden

vrede stichten in

befrieden

pacificeren

ge·ˈschie·den¹ PRZYM.

geschieden

gescheiden

wir sind geschiedene Leute przen.

het is uit tussen ons

ver·ˈschie·den [fɛɐ̯ˈʃiːdn̩] PRZYM.

1. verschieden (unterschiedlich):

verschieden

verschillend

verschieden

ongelijk

die verschiedensten Formen

de meest uiteenlopende vormen

2. verschieden (einige):

verschieden

verscheidene

verschieden

enige

verschiedene Mal(e) (mehrere)

verscheidene keren

Verschiedenes war noch unklar

enkele dingen waren nog onduidelijk

ˈschmie·den [ˈʃmiːdn̩] CZ. cz. przech.

schmieden

smeden

schmieden (aushecken)

beramen

um·ˈfrie·den [ʊmˈfriːdn̩] CZ. cz. przech. podn.

umfrieden

omheinen

ˈein·frie·den, ˈein·frie·di·gen [-friːdɪgn̩] CZ. cz. przech. podn.

einfrieden

omheinen

ˈab·ge·schie·den [ˈapgəʃiːdn̩] PRZYM.

1. abgeschieden podn. (abgelegen):

abgeschieden

eenzaam

abgeschieden

afgelegen

2. abgeschieden podn. (gestorben):

abgeschieden

overleden

ˈein·re·den¹ CZ. cz. nieprzech. (redend bedrängen)

einreden

inpraten (op)