Tłumaczenia dla hasła „baarheid“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

waar·heid <waar|heden> [warhɛit] RZ. r.ż.

waarheid

Wahrheit r.ż.

een waarheid als een koe

eine Binsenwahrheit

een waarheid als een koe

eine Binsenweisheit

dat is dichter bij de waarheid

das kommt der Wahrheit näher

de waarheid huldigen

die Wahrheit sagen

in waarheid

in Wirklichkeit

dat is de simpele waarheid

das ist die schlichte Wahrheit

om (u) de waarheid te zeggen

um ganz ehrlich zu sein

iem (ongezouten) de waarheid zeggen

jdm (unverblümt) die Meinung sagen

in strijd met de waarheid/in overeenstemming met de waarheid

wahrheitswidrig/wahrheitsgemäß

klaar·heid [klarhɛit] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. klaarheid form. (licht, glans):

klaarheid

Helligkeit r.ż.

2. klaarheid (het onbewolkt zijn):

klaarheid

Klarheit r.ż.

3. klaarheid:

klaarheid (duidelijkheid)

Klarheit r.ż.

klaarheid (duidelijkheid)

Deutlichkeit r.ż.

klaarheid (helderheid m.b.t. inzicht, ook)

Verständlichkeit r.ż.

iets tot klaarheid brengen

etw aufklären

star·heid <star|heden> [stɑrhɛɪt] RZ. r.ż.

1. starheid (onbeweeglijkheid):

starheid

Starre r.ż.

starheid

Starrheit r.ż.

2. starheid (vasthoudendheid):

starheid

Starrsinn r.m.

starheid

Rigidität r.ż. form.

on·waar·heid <onwaar|heden> [ɔnwarhɛit] RZ. r.ż.

onwaarheid

Unwahrheit r.ż.

open·baar·heid [opə(n)barhɛit] RZ. r.ż. geen l.mn.

openbaarheid

Öffentlichkeit r.ż.

in de openbaarheid treden

an die Öffentlichkeit treten

dank·baar·heid [dɑŋɡbarhɛit] RZ. r.ż. geen l.mn.

dankbaarheid

Dankbarkeit r.ż.

leef·baar·heid [levbarhɛit] RZ. r.ż. geen l.mn.

leefbaarheid

≈ Lebensqualität r.ż.

be·waar·hei·den <bewaarheidde, h. bewaarheid> [bəwarhɛidə(n)] CZ. cz. przech.

bewaarheiden

sich bewahrheiten

mijn vrees is bewaarheid

meine Befürchtungen haben sich bewahrheitet [o. bestätigt]

bar·baars·heid <barbaars|heden> [bɑrbarshɛɪt] RZ. r.ż.

barbaarsheid

Barbarei r.ż.