Tłumaczenia dla hasła „brausender“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

bran·der <brander|s> [brɑndər] RZ. r.m.

brander

Brenner r.m.

af·zen·der <afzender|s> [ɑfsɛndər] RZ. r.m.

afzender

Absender r.m.

ka·len·der <kalender|s> [kalɛndər] RZ. r.m.

kalender

Kalender r.m.

de gregoriaanse kalender

der gregorianische Kalender

ra·dio·zen·der <radiozender|s> [radijozɛndər] RZ. r.m.

radiozender

Rundfunksender r.m.

brand·lad·der <brandladder|s> [brɑntlɑdər] RZ. r.ż.

brandladder

Feuerleiter r.ż.

in·zen·der <inzender|s> [ɪnzɛndər] RZ. r.m.

inzender

Einsender r.m.

ver·zen·der <verzender|s> [vərzɛndər] RZ. r.m.

1. verzender (afzender):

verzender

Absender r.m.

2. verzender (expediteur):

verzender

Spediteur r.m.

bran·de·rig [brɑndərəx] PRZYM.

1. branderig (aan brand doend denken):

branderig

brandig

2. branderig (bijtend):

branderig

beißend

het branderig gevoel in de maag

das Sodbrennen

3. branderig (ontsteking vertonend):

branderig

brandig

branderige ogen

brennende(n) Augen l.mn.

waar·on·der [warɔndər] PRZYSŁ.

1. waaronder (vragend):

waaronder

worunter

waaronder lag het?

worunter lag es?

2. waaronder (betrekkelijk):

waaronder

unter +C. o B.

waaronder

worunter

de boom waaronder wij zaten

der Baum, unter dem wir saßen

het leed waaronder hij gebukt gaat

das Leid, unter dem er gebückt geht

hij had een schat van boeken, waaronder de meest zeldzame

er hatte einen Schatz an Büchern, darunter einige mit Seltenheitswert

aan·ran·der <aanrander|s> [anrɑndər] RZ. r.m.

aanrander

Angreifer r.m.

aanrander (verkrachter)

Vergewaltiger r.m.

bij·zon·der¹ <bijzondere, bijzonderder, bijzonderst> [bizɔndər] PRZYM.

1. bijzonder:

bijzonder (niet algemeen)

besondere(r, s)

bijzonder (niet algemeen)

spezielle(r, s)

bijzonder (in samenstellingen)

Sonder-

in het bijzonder

insbesondere

in het bijzonder

im Besonderen

2. bijzonder (ongewoon):

bijzonder

besondere(r, s)

het is niets bijzonders

es ist nichts Besonderes

3. bijzonder:

bijzonder (zonderling)

seltsam

bijzonder (zonderling)

eigenartig

bijzonder (zonderling)

sonderbar

bijzonder (niet m.b.t. personen)

besondere(r, s)

4. bijzonder:

bijzonder (zeer groot)

besonders

bijzonder (zeer groot)

ungewöhnlich

bijzonder (zeer groot)

außergewöhnlich

bijzonder (alleen met ontkenning)

sonderlich

5. bijzonder:

bijzonder (niet van de overheid)

privat

bijzonder (in samenstellingen)

Privat-

het bijzonder onderwijs

der Privatschulunterricht

6. bijzonder (eigen, particulier):

bijzonder

besondere(r, s)

bijzonder

eigene(r, s)

bijzonder

spezielle(r

bijzonder

s)

daar·on·der [darɔndər] PRZYSŁ.

daaronder

darunter

er waren veel doden, daaronder ook kinderen

es gab viele Tote, darunter auch Kinder

de kosten zijn daaronder begrepen

die Kosten sind mit einbegriffen