niderlandzko » niemiecki

even·tu·eel1 [evə(n)tywel] PRZYM. (mogelijk)

even·tu·a·li·teit <eventualiteit|en> [evə(n)tywalitɛit] RZ. r.ż.

1. eventualiteit (mogelijkheid dat iets gebeurt):

Möglichkeit r.ż.

2. eventualiteit (iets dat mogelijk gebeuren kan):

even·tjes [evə(n)cəs] PRZYSŁ.

5. eventjes (een klein beetje):

even·zeer [evə(n)zer] PRZYSŁ.

even·beeld <evenbeeld|en> [evə(n)belt] RZ. r.n.

even·wel [evə(n)wɛl] PRZYSŁ.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski