Tłumaczenia dla hasła „jou“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

jou [jɑu] ZAIM. os. zaim.

jou

dir C.

jou

dich B.

jou moet ik hebben

dich brauche ich

ik heb het tegen jou

ich meine dich

een kabaal van heb ik jou daar

ein furchtbarer Radau

Przykładowe zdania ze słowem jou

aan jou de keuze

du hast die Wahl

aan jou de keus

du hast die Wahl

jou moet ik hebben

dich brauche ich

die jas misstaat jou

die Jacke steht dir nicht

die slag is (voor) jou przen.

eins zu null für dich

ik heb het tegen jou

ich meine dich

jou krijg ik nog wel!

wir sprechen uns noch!

wat is er met jou gebeurd?

was ist denn mit dir passiert?

dat is (echt) iets voor jou (goed voor je)

das ist (ganz) dein Fall

wat moet er van jou worden?

was soll (nur) aus dir werden?

ik heb goed nieuws (voor jou)

ich habe eine gute Nachricht (für dich)

die baan dank ik (aan) jou

den Job verdanke ich dir

dat kan voordelig voor jou zijn

das kann vorteilhaft für dich sein

er zal wat zwaaien voor jou!

du kannst dich auf was gefasst machen! pot.

ik ben extra voor jou gekomen przen.

ich bin extra [o. eigens] deinetwegen gekommen

mijn huis is altijd voor jou open

mein Haus steht immer für dich offen

een klap van heb ik jou daar

ein gewaltiger Schlag