W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „schuhlappen“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

schrap·pen: czasownik
dicht·klap·pen: czasownik
schaam·lip·pen: rzeczownik
schep·pen: czasownik
schop·pen: rzeczownik
op·lap·pen: czasownik
op·klap·pen: czasownik
over·lap·pen: czasownik
ver·klap·pen: czasownik
ver·slap·pen: czasownik
af·schrap·pen: czasownik
be·hap·pen: czasownik

Widzisz podobne wyniki: schrappen , schaamlippen , dichtklappen , schoppen , scheppen , behappen , afschrappen , verslappen , verklappen , overlappen , opklappen i oplappen

schrap·pen <schrapte, h. geschrapt> [sxrɑpə(n)] CZ. cz. przech.

1. schrappen (schrapen):

wortelen schrappen

Möhren schaben

2. schrappen:

schrappen (doorhalen)

schrappen (iets; zonder voorzetsel)

iem als lid schrappen

jdn von der Mitgliederliste streichen

het schrappen van arbeidsplaatsen

der Stellenabbau

een firma uit het handelsregister schrappen

eine Firma im Handelsregister löschen

iems naam van een lijst schrappen

jds Namen von einer Liste streichen

een toneelstuk van het repertoire schrappen

ein Theaterstück absetzen

dicht·klap·pen¹ <klapte dicht, i. dichtgeklapt> [dɪxtklɑpə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. dichtklappen:

dichtklappen (krachtig dichtgaan: deur)

dichtklappen (krachtig dichtgaan: valstrik, slot, zakmes)

dichtklappen (krachtig dichtgaan: venster, deksel)

2. dichtklappen (personen):

dichtklappen

kein Wort mehr herausbringen können

schaam·lip·pen [sxamlɪpə(n)] RZ. l.mn.

schaamlippen

Schamlippen l.mn.

schep·pen¹ <schiep, h. geschapen> [sxɛpə(n)] CZ. cz. przech.

scheppen (creëren, vormen)

scheppen (allgemeen)

scheppen (allgemeen)

erschaffen form.

God schiep de hemel en de aarde

Gott schuf Himmel und Erde

de scheppende macht

die Schöpferkraft

de mogelijkheid tot iets scheppen

die Möglichkeit zu etw schaffen

scheppende verbeeldingskracht

schöpferische Fantasie r.ż.

niet voor het geluk geschapen zijn przen.

nicht für das Glück geschaffen sein

werkgelegenheid scheppen

Arbeitsplätze schaffen

schop·pen¹ <schoppen|s, schoppen> [sxɔpə(n)] RZ. r.ż.

Pik r.n.

schoppen is troef

op·lap·pen <lapte op, h. opgelapt> [ɔplɑpə(n)] CZ. cz. przech.

1. oplappen (herstellen):

2. oplappen (verstellen):

een oude broek oplappen

eine alte Hose flicken

op·klap·pen <klapte op, h. opgeklapt> [ɔpklɑpə(n)] CZ. cz. przech.

over·lap·pen <overlapte, h. overlapt> [ovərlɑpə(n)] CZ. cz. przech.

ver·klap·pen <verklapte, h. verklapt> [vərklɑpə(n)] CZ. cz. przech.

een geheim verklappen

ein Geheimnis ausplaudern

dat mag ik u niet verklappen

das darf ich Ihnen nicht verraten

ver·slap·pen¹ <verslapte, i. verslapt> [vərslɑpə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. verslappen (slap worden):

2. verslappen (minder intensief worden):

de handel/de aandacht verslapt

der Handel/die Aufmerksamkeit lässt nach

af·schrap·pen <schrapte af, h. afgeschrapt> [ɑfsxrɑpə(n)] CZ. cz. przech.

afschrappen

worteltjes afschrappen

Mohrrüben schrappen

be·hap·pen [bəhɑpə(n)] CZ. alleen inf.

iets (niet) kunnen behappen

etw (nicht) bewältigen können

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski