niderlandzko » niemiecki

weer·ge·ven <gaf weer, h. weergegeven> [werɣevə(n)] CZ. cz. przech.

2. weergeven (reproduceren):

3. weergeven (weerspiegelen):

4. weergeven (in België: teruggeven):

ver·ge·ven <vergaf, h. vergeven> [vərɣevə(n)] CZ. cz. przech.

3. vergeven (uitdelen):

over·ge·ven1 <gaf zich over, h. zich overgegeven> [ovərɣevə(n)] CZ. wk ww zich overgeven

1. overgeven (capituleren):

2. overgeven (zich wijden aan):

3. overgeven (verslaafd raken aan):

wa·ter·golf <water|golven> [watərɣɔlf] RZ. r.ż.

1. watergolf:

Welle r.ż.
Woge r.ż.

2. watergolf (slag in het haar):

Wasserwelle r.ż.

wa·ter·bed <waterbed|den> [watərbɛt] RZ. r.n.

wa·ter·dun [watərdʏn] PRZYM.

wa·ter·val <waterval|len> [watərvɑl] RZ. r.m.

wa·ter·weg <waterweg|en> [watərwɛx] RZ. r.m.

wa·ter·kers <waterkers|en> [watərkɛrs] RZ. r.ż.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski