Tłumaczenia dla hasła „entheiligen“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

ˈhei·li·gen [ˈh͜ailɪgn̩] CZ. cz. przech.

heiligen (weihen)

heiligen

heiligen (heilighalten)

heilig houden

ein geheiligtes Recht

een heilig [o. onaantastbaar] recht

ˈEis·hei·li·gen RZ. l.mn.

Eisheiligen

ijsheiligen

be·ˈtei·li·gen¹ [bəˈt͜ailɪgn̩] CZ. cz. przech.

beteiligen

betrekken

beteiligen

doen delen

beteiligen

deelgenoot maken

beteiligen

doen deelnemen

jdn am Ertrag/Umsatz beteiligen

iem in de opbrengst/omzet laten delen

jdn am Ertrag/Umsatz beteiligen

iem een aandeel in de opbrengst/omzet geven

beteiligt sein [o. werden ]

delen

beteiligt sein [o. werden ]

deelhebben

beteiligt sein [o. werden ]

een aandeel hebben

beteiligt sein [o. werden ]

betrokken zijn [o. worden]

ent·ˈle·di·gen [ɛntˈleːdɪgn̩] CZ. cz. zwr.

1. entledigen podn. (ablegen):

entledigen

zich ontdoen [o. bevrijden] van

entledigen

uitdoen

sich eines Gegners entledigen

zich van een tegenstander ontdoen

2. entledigen podn. ((eine Aufgabe) erledigen):

entledigen

zich kwijten van

entledigen

volbrengen

be·ˈnach·tei·li·gen [bəˈnaːxt͜ailɪgn̩] CZ. cz. przech.

benachteiligen

benadelen

benachteiligen

duperen

benachteiligen

achterstellen

ent·ˈhe·ben CZ. cz. przech.

1. entheben podn. (entbinden):

entheben

bevrijden [o. verlossen] (van)

2. entheben (suspendieren):

jdn seines Amtes entheben podn.

iem uit [o. van] zijn functie ontheffen

jdn seines Amtes entheben podn.

iem uit zijn functie ontslaan

ent·ˈhem·men [-ˈhɛmən] CZ. cz. przech.

1. enthemmen PSYCH.:

enthemmen (von Hemmungen befreien)

van remmingen bevrijden

enthemmen (enthemmend wirken)

ontremmen

2. enthemmen TECHNOL.:

enthemmen

van de rem zetten [o. halen]

ent·ˈhal·ten¹ [-ˈhaltn̩] CZ. cz. przech. (umfassen)

enthalten

bevatten

enthalten

inhouden

die Verpackung ist im Preis enthalten

de verpakking is bij de prijs inbegrepen [o. in de prijs begrepen]

wie oft ist 3 in 15 enthalten?

hoeveel keer 3 is 15?

ent·ˈhül·len¹ [-ˈhʏlən] CZ. cz. przech.

1. enthüllen (von einer Bedeckung befreien):

enthüllen

onthullen

enthüllen

ontsluieren

2. enthüllen podn. przen. (aufdecken):

enthüllen

onthullen

enthüllen

aan het licht brengen

3. enthüllen podn. (demaskieren):

enthüllen

ontmaskeren

ent·ˈstei·gen [-ˈʃt͜aign̩] CZ. cz. nieprzech.

1. entsteigen podn. (aussteigen):

entsteigen

uitstappen

entsteigen

uitstijgen

2. entsteigen podn. (aufsteigen):

entsteigen

opstijgen uit

ent·ˈmu·ti·gen [ɛntˈmuːtɪgn̩] CZ. cz. przech.

entmutigen

ontmoedigen

Al·ler·ˈhei·li·gen [ˈalɐˈh͜ailɪgn̩] RZ. r.n.

Allerheiligen

Allerheiligen

Przykłady jednojęzyczne (niezredagowane i niesprawdzone przez PONS)

niemiecki

Er wird seine Kirchen entheiligen.

de.wikipedia.org

Die Europäer töteten so viele Kalinago und entheiligten deren Ritualplatz um auch die Einwohner der benachbarten Inseln einzuschüchtern.

de.wikipedia.org