Tłumaczenia dla hasła „ertieren“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

kar·ˈtie·ren [karˈtiːrən] CZ. cz. przech. GEOG.

kartieren

karteren

kartieren

in kaart brengen

sor·ˈtie·ren [zɔrˈtiːren] CZ. cz. przech. ((ein)ordnen)

sortieren

sorteren

do·ˈtie·ren [doˈtiːrən] CZ. cz. przech.

1. dotieren (ausstatten):

dotieren

doteren

dotieren

begiftigen

2. dotieren (honorieren):

dotieren

betalen

dotieren

bezoldigen

eine gut dotierte Stellung

een goed betaalde baan

3. dotieren TECHNOL.:

dotieren

doteren

da·ˈtie·ren¹ [daˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech.

1. datieren:

datieren

dateren

datieren

bestaan

2. datieren:

datieren

dateren

datieren

afkomstig zijn

die Vase datiert aus dem 2. Jahrhundert

de vaas stamt uit de 2e eeuw

mu·ˈtie·ren [muˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech. BIOL.

mutieren

muteren

no·ˈtie·ren² [noˈtiːrən] CZ. cz. przech.

1. notieren (aufschreiben):

notieren

noteren

notieren

opschrijven

(sich) die Vorgänge nicht notieren

geen nota [o. notitie] nemen van wat er gebeurt

2. notieren GOSP. (ermitteln):

notieren

noteren

op·ˈtie·ren [ɔpˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech. podn.

optieren

opteren

optieren

kiezen

ro·ˈtie·ren [roˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech.

rotieren

roteren

rotieren (sich aufregen)

zich opwinden

rotieren (sich aufregen)

zich druk maken

am·ˈtie·ren [amˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech.

1. amtieren (ein Amt innehaben):

amtieren

een ambt uitoefenen [o. bekleden] [o. vervullen]

amtieren

in functie zijn

als Direktor amtieren

het ambt van directeur uitoefenen

2. amtieren (fungieren):

amtieren

een ambt waarnemen

amtieren

fungeren

der amtierende Ministerpräsident

de waarnemende minister-president [o. eerste minister]

de·ser·ˈtie·ren [dezɛrˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech.

desertieren

deserteren

zum Feind desertieren

naar de vijand overlopen

pu·ber·ˈtie·ren [-ˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech. podn.

pubertieren

in de puberteit komen [o. zijn]

es·kor·ˈtie·ren [ɛskɔrˈtiːrən] CZ. cz. przech. WOJSK.

eskortieren

(gewapend) begeleiden [o. escorteren]

ex·por·ˈtie·ren [ɛkspɔrˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech.

exportieren

exporteren

exportieren

uitvoeren

de·por·ˈtie·ren [depɔrˈtiːrən] CZ. cz. przech.

deportieren

deporteren

dis·ser·ˈtie·ren [-ˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech.

dissertieren

een dissertatie [o. proefschrift] schrijven

kon·ver·ˈtie·ren¹ [kɔnvɛrˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech. REL.

konvertieren

zich bekeren

konvertieren

tot een ander geloof overgaan

kon·zer·ˈtie·ren [kɔn͜tsɛrˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech.

konzertieren

concerteren

konzertieren

een concert geven

per·ver·ˈtie·ren [pɛrvɛrˈtiːrən] CZ. cz. przech. podn.

pervertieren

perverteren

pervertieren

bederven

pervertieren

verdorven maken

res·sor·ˈtie·ren [rɛsɔrˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech. podn.

ressortieren

ressorteren