Tłumaczenia dla hasła „sonata“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

So·ˈna·te <Sonate, Sonaten> [zoˈnaːtə] RZ. r.ż. MUZ.

Sonate

sonate

sonst [zɔnst] PRZYSŁ.

1. sonst (anders, andernfalls):

sonst

anders

eine Fliege oder sonst ein Insekt

een vlieg of een ander insect

man könnte meinen, er ist sonst jd [o. wer ] pot.

je zou gaan denken dat hij heel wat [o. ik-weet-niet-wat] [o. iets bijzonders] is

wir kommen sonst mal vorbei

we komen wel (op) een andere keer langs

wie könnte es auch sonst sein?

hoe kan [o. kon] het ook anders?

sonst was pot.

iets anders [o. dergelijks]

sonst was pot.

(nog) van alles

sonst was pot.

een en ander

sonst was pot.

heel wat

sonst wie pot.

anders(zins)

sonst wie pot.

hoe dan ook

sonst wie pot.

heel anders

sonst wie pot.

iets bijzonders

sonst wo pot.

ergens anders

sonst wo pot.

elders

sonst wo pot.

waar dan ook

sonst wo pot.

God weet waar

sonst wohin pot.

ergens anders heen

sonst wohin pot.

waar dan ook (heen)

2. sonst (außerdem):

sonst

verder

sonst

anders

sonst

overigens

sonst

nog

sonst noch (et)was? pot. (im Laden, Geschäft)

anders nog iets?

sonst noch (et)was? pot. (im Laden, Geschäft)

dat was het?

hast du sonst noch Fragen?

heb je verder nog vragen?

3. sonst (früher):

sonst

vroeger

wie sonst

(zo)als altijd

wie sonst

(zo)als vroeger

ˈMo·nat <Monat(e)s, Monate> [ˈmoːnat] RZ. r.m.

Monat

maand

alle drei Monate

om de drie maanden

Monat für Monat

elke maand weer

über Monate

maandenlang

ˈSonn·tag [ˈzɔntaːk] RZ. r.m.

Sonntag

zondag

an Sonn- und Feiertagen

op zon- en feestdagen

Zobacz też Dienstag

ˈDiens·tag [ˈdiːnstaːk] RZ. r.m.

Dienstag

dinsdag

ˈsons·tig [ˈzɔnstɪç] PRZYM.

sonstig (anderweitig)

ander

sonstig (anderweitig)

overig

sonstig (weitere(s))

verder

sonstig (weitere(s))

voor het overige

sein sonstiges Benehmen war gut

voor de rest [o. voor het overige] was zijn gedrag goed

die Rubrik ‘Sonstiges’

de rubriek ‘Varia’ [o. ‘Allerlei’] [o. ‘Diversen’]

So·ˈnar <Sonars, Sonare> [zoˈnaːɐ̯] RZ. r.n.

1. Sonar TECHNOL.:

Sonar

sonarapparaat

Sonar

sonarinstallatie

2. Sonar TECHNOL. kein l.mn.:

Sonar

sonar

so·ˈnor [zoˈnoːɐ̯] PRZYM. a. JĘZ.

sonor

sonoor

sonor

welluidend

ˈson·nig [ˈzɔnɪç] PRZYM.

sonnig

zonnig ook fig.

So·ˈnett <Sonett(e)s, Sonette> [zoˈnɛt] RZ. r.n.

Sonett

sonnet r.n.

Sonett

klinkdicht

ˈson·nen [ˈzɔnən] CZ. cz. zwr.

1. sonnen (sonnenbaden):

sonnen

(zich) zonnen

sonnen

zonnebaden

2. sonnen przen. (genießen):

sonnen

zich zonnen

sonnen

(zich) koesteren

ich sonnte mich in der Hoffnung, dass …

ik koesterde de hoop dat …

ich sonnte mich in der Hoffnung, dass …

ik vleide me met de hoop dat …

ˈPros·ta·ta <Prostata, Prostatae> [ˈprɔstata] RZ. r.ż. MED.

Prostata

prostaat