Tłumaczenia dla hasła „vorkeimen“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈvor·kom·men CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. vorkommen:

vorkommen (nach vorn kommen)

naar voren komen

vorkommen (zum Vorschein kommen)

tevoorschijn komen

2. vorkommen (passieren):

vorkommen

gebeuren

vorkommen

voorkomen

3. vorkommen (erscheinen):

vorkommen

(toe)schijnen

vorkommen

voorkomen

wie kommst du mir denn vor?

wie denk je wel dat je bent?

das kommt mir wie Verrat vor

dat lijkt mij verraad

ˈvor·neh·men CZ. cz. przech. niereg.

1. vornehmen (Schürze, Serviette):

vornehmen

voordoen

vornehmen

omdoen

vornehmen

voorbinden

2. vornehmen (ausführen):

vornehmen

uitvoeren

vornehmen

doen

vornehmen

aanbrengen

Änderungen/Korrekturen vornehmen

wijzigingen/correcties aanbrengen

3. vornehmen (einplanen):

vornehmen

zich voornemen

sich C. zu viel vornehmen

te veel hooi op z'n vork nemen

4. vornehmen (sich eingehend beschäftigen):

vornehmen

met voorrang [o. voor zijn beurt] behandelen

5. vornehmen pot. (sich vorknöpfen):

vornehmen

de mantel uitvegen

vornehmen

onder handen nemen

ˈVor·kom·men <Vorkommens, Vorkommen> RZ. r.n.

1. Vorkommen MED.:

Vorkommen

het voorkomen

Vorkommen

het bestaan

2. Vorkommen GÓRN.:

Vorkommen (von Mineralien)

vindplaats

Vorkommen (Gas, Öl)

veld r.n.

ˈauf·kei·men CZ. cz. nieprzech. (sprießen)

aufkeimen

opkiemen

aufkeimen

ontkiemen

aufkeimen

opkomen

in mir ist Zweifel aufgekeimt podn. przen. (sich zaghaft zeigen)

in mij is twijfel opgekomen [o. ontstaan]

ent·ˈkei·men¹ [-ˈk͜aimən] CZ. cz. nieprzech. podn.

entkeimen

ontkiemen

entkeimen

ontspruiten

entkeimen

voortkomen uit

ˈkei·men [ˈk͜aimən] CZ. cz. nieprzech.

1. keimen BOT. (sprießen):

keimen

(ont)kiemen

keimen

uitlopen

2. keimen podn. przen. (zu entstehen beginnen):

keimen

(ont)kiemen

keimen

ontspruiten

vor·ˈbei·kom·men CZ. cz. nieprzech. niereg.

vorbeikommen (passieren)

voorbijkomen

vorbeikommen przen. (besuchen, vorbeigehen können)

langskomen