Tłumaczenia dla hasła „begon“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

be·gon CZ.

begon 3. os. l.poj. cz. prz. van beginnen¹, beginnen²

Zobacz też beginnen , beginnen

be·gin·nen² <begon, i. begonnen> [bəɣɪnə(n)] CZ. cz. nieprzech. (aanvangen)

beginnen

beginnen

beginnen

anfangen

aan iets nieuws beginnen

mit etw Neuem beginnen

dat begint al goed! iron.

das fängt ja nett an!

de les is begonnen

der Unterricht hat begonnen

laat ik beginnen met iedereen welkom te heten

zuerst möchte ich alle willkommen heißen

(helemaal) onderaan beginnen przen.

(ganz) von klein auf anfangen

over politiek beginnen

von Politik anfangen

voor zichzelf beginnen

sich selb(st)ständig machen

er is geen beginnen aan

≈ das ist verlorene [o. vergebliche] Liebesmüh(e)

be·gin·nen¹ <begon, i. begonnen> [bəɣɪnə(n)] CZ. cz. przech.

1. beginnen:

beginnen (starten, openen)

beginnen

beginnen (starten, openen)

anfangen

beginnen (vergadering, winkel)

eröffnen

een reis beginnen

eine Reise antreten

2. beginnen (gaan doen):

beginnen

beginnen

beginnen

anfangen

wat moet ik met hem beginnen?

was soll ich mit ihm anfangen?

Przykładowe zdania ze słowem begon

ik begon te schateren

ich lachte schallend auf

de ochtend begon te gloren

die Morgendämmerung begann

de auto begon te slingeren

das Auto kam ins Schleudern

zijn maag begon te protesteren przen.

sein Magen begann zu rebellieren

de auto begon te glijden

der Wagen geriet ins Rutschen

hij begon zomaar te schieten

er fing einfach so an zu schießen

het schip begon vaart te zetten

das Schiff nahm Fahrt auf

de motor begon warm te lopen

der Motor wurde allmählich warm

ik begon hem door te krijgen

ich begann, ihn zu durchschauen

de motor begon plotseling te loeien

der Motor heulte plötzlich auf

hij werd ziek en begon te kwijnen

er wurde krank und siechte dahin

ik was nauwelijks thuis of het lawaai begon

kaum war ich zu Hause, ging der Krach los