Tłumaczenia dla hasła „intendante“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

in·tri·gan·te RZ. r.ż.

intrigante forma żeńska od intrigant

Zobacz też intrigant

in·tri·gant <intrigant|en> [ɪntriɣɑnt] RZ. r.m.

intrigant

Intrigant r.m.

in·ter·ce·den·te RZ. r.ż.

intercedente forma żeńska od intercedent

Zobacz też intercedent

in·ter·ce·dent <intercedent|en> [ɪntərsedɛnt] RZ. r.m.

intercedent

Stellenvermittler r.m.

in·ten·tie <intentie|s> [ɪntɛnsi] RZ. r.ż.

intentie

Intention r.ż.

intentie

Absicht r.ż.

de intentie hebben om iets te doen

die Absicht haben, etw zu tun

mis tot intentie van … (rooms-katholiek)

Messe für …

in·ter·dict <interdict|en> [ɪntərdɪkt] RZ. r.n.

1. interdict (verbod):

interdict

Verbot r.n.

2. interdict (rooms-katholiek):

interdict

Interdikt r.n. spec.

in·ter·naat <inter|naten> [ɪntərnat] RZ. r.n.

internaat

Internat r.n.

in·te·gra·tie [ɪnteɣra(t)si] RZ. r.ż. geen l.mn.

integratie

Integration r.ż.

de integratie van buitenlanders in onze samenleving

die Integration von Ausländern in unsere Gesellschaft

in·ter·ac·tie [ɪntərɑksi] RZ. r.ż. geen l.mn.

interactie

Interaktion r.ż.

in·ten·si·teit [ɪntɛnzitɛit] RZ. r.ż. geen l.mn.

intensiteit

Intensität r.ż.

intensiteit

Stärke r.ż.

de intensiteit van de kleuren

die Intensität der Farben

in·te·res·sant <interessante, interessanter, interessantst> [ɪntərɛsɑnt] PRZYM.

interessant

interessant

een interessant aanbod

ein interessantes Angebot

erg interessant

hochinteressant

in·ten·sief <intensieve, intensiever, intensiefst> [ɪntɛnzif] PRZYM.

intensief

intensiv

intensief contact

intensive(r) Kontakt r.m.

intensieve veehouderij

Intensivhaltung r.ż.

in·ten·si·ve·ren <intensiveerde, h. geïntensiveerd> [ɪntɛnziverə(n)] CZ. cz. przech.

intensiveren

intensivieren

in·ter·net [ɪntərnɛt] RZ. r.n. geen l.mn.

internet

Internet r.n.

op [o. over] (het) internet surfen

im Internet surfen

in·ter·val [ɪntərvɑl]

interval [[o. ɪntərvɑl]] interval|len RZ. r.n.:

interval

Intervall r.n.

open/gesloten interval wisk.

offene(s)/abgeschlossene(s) Intervall

in·te·rest <interest|en> [ɪntərɛst] RZ. r.m.

interest

Zins r.m. meist l.mn.

dat brengt interest op

das trägt Zinsen

iem iets met interest betaald zetten przen.

jdm etw mit Zinsen zurückzahlen

interest op interest

Zinseszins r.m.

geld tegen interest lenen

Geld auf Zinsen ausleihen

in·te·graal¹ <inte|gralen> [ɪnteɣral] RZ. r.ż. wisk.

integraal

Integral r.n.

in·te·ke·nen¹ <tekende in, h. ingetekend> [ɪntekənə(n)] CZ. cz. nieprzech.

intekenen (subscriberen: boek, plaat)

subskribieren

intekenen econ.

zeichnen

intekenen op een uitgave van een encyclopedie

(auf) eine Ausgabe einer Enzyklopädie subskribieren

intekenen voor een som van € 100,-

einen Betrag von 100 € zeichnen

in·ter·ci·ty® <intercity|'s> [ɪntərsɪti] RZ. r.m.

intercity

Intercity ® r.m.

in·ter·nist <internist|en> [ɪntərnɪst] RZ. r.m.

internist

Internist r.m.

in·tel·lect <intellect|en> [ɪntɛlɛkt] RZ. r.n.

1. intellect (verstand):

intellect

Intellekt r.m.

2. intellect (de intellectuelen):

intellect

Intelligenz r.ż.

de vertegenwoordigers van het intellect

die Vertreter der Intelligenz

in·te·res·se <interesse|s> [ɪntərɛsə] RZ. r.ż.

interesse

Interesse r.n.

zijn interesse gaat vooral naar de schilderkunst uit

sein Interesse gilt besonders der Malerei

interesse tonen voor iem

Interesse für jdn [o. an jdm] zeigen

hebt u interesse voor deze kast?

haben Sie Interesse an diesem Schrank?

hij heeft geen interesse voor dat onderwerp

er hat kein Interesse an diesem Thema