Tłumaczenia dla hasła „prikk“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

prik <prik|ken> [prɪk] RZ. r.m.

1. prik (steek):

prik

Stich r.m.

een prik met een speld

ein Stich mit einer Stecknadel

2. prik (injectie):

prik

Spritze r.ż.

een prik halen

sich C. eine Spritze geben lassen

3. prik (limonade):

prik

Limo r.ż.

prik

Brause r.ż.

een glas prik

ein Glas Limo

bronwater met prik

Mineralwasser mit Kohlensäure

zijn arm zit vol prikken van heroïne-injecties

sein Arm ist voller Einstiche von Heroininjektionen

dat is vaste prik

das ist eine feste Gewohnheit

iets voor een prik(je) kopen

etw für einen Pappenstiel kaufen

prik·kel <prikkel|s, prikkel|en> [prɪkəl] RZ. r.m.

1. prikkel (prikkeling):

prikkel

Prickeln r.n.

prikkels in mijn arm

ein Prickeln in meinem Arm

2. prikkel biol.:

prikkel

Reiz r.m.

een akoestische prikkel

ein akustischer Reiz

3. prikkel (aansporing):

prikkel

Anreiz r.m.

dat was voor hem een prikkel

das war für ihn ein Anreiz

prik·ken¹ <prikte, h. geprikt> [prɪkə(n)] CZ. cz. przech.

1. prikken (steken):

prikken

stechen

2. prikken (vasthechten):

prikken

(an)heften

prikken

(an)pinnen

een poster op de muur prikken

ein Poster an die Wand pinnen

3. prikken (injectie geven):

prikken

eine Spritze geben +C.

een kleuter prikken

einem Kleinkind eine Spritze geben

4. prikken:

prikken (vaststellen)

festlegen

prikken (vergaderingen e.d. ook)

ansetzen

een datum prikken

ein Datum festlegen

priel <priel|en> [pril] RZ. r.m.

priel

Priel r.m.

priem <priem|en> [prim] RZ. r.m.

priem

Pfriem r.m.

prijs <prijzen> [prɛis] RZ. r.m.

prijs

Preis r.m.

prijs (in loterij)

Gewinn r.m.

altijd raak! altijd prijs!

jedes Los ein Treffer!

bij de prijs inbegrepen

im Preis mit einbegriffen

hoog in prijs

hoch im Preis

in de prijzen vallen

einen Preis bekommen

de benzine is in prijs gestegen

das Benzin ist im Preis gestiegen

iets tegen een schappelijke prijs kopen

etw zu einem günstigen Preis kaufen

tegen de prijs van …

zum Preis von …

tot elke prijs przen.

um jeden Preis

een prijs uitloven

eine Belohnung aussetzen

de prijs valt op lotnummer 64380

der Gewinn entfällt auf die Losnummer 64380

voor geen prijs przen.

um keinen Preis

voor een zachte prijs

zu einem Spottpreis

iets op prijs stellen

etw schätzen

prijs stellen op iets

Wert auf eine Sache legen

pri·ma [prima] PRZYM.

prima

prima ndm.

dat heb je prima gedaan ook pot.

das hast du klasse gemacht

een prima idee

eine prima Idee

een prima idee

eine tolle Idee

in prima staat

in erstklassigem Zustand

pri·me <prime|s> [primə] RZ. r.ż.

prime

Prim r.ż.

prime

Prime r.ż.

prins <prins|en> [prɪns] RZ. r.m.

1. prins (koningszoon; prins-gemaal):

prins

Prinz r.m.

de prins op het witte paard

der Traumprinz

2. prins przen. (vorst, eerste in een categorie):

prins

Fürst r.m.

hij leeft er van als een prins

er lebt wie ein Fürst

de prins van de Nederlandse dichters

der Dichterfürst der Niederlande

van de prins geen kwaad weten

≈ unschuldig wie ein Lamm sein

print <print|s> [prɪnt] RZ. r.m.

print

Ausdruck r.m.

pri·or <prior|s> [prijɔr] RZ. r.m.

prior

Prior r.m.

pri·vé [prive] PRZYM.

privé

privat

dat is voor meneer N. privé

das ist für Herrn N. persönlich