Tłumaczenia dla hasła „vastpraten“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈRost·bra·ten RZ. r.m.

Rostbraten

geroosterd vlees r.n.

ˈan·bra·ten CZ. cz. przech. niereg. GASTR.

anbraten

even (laten) braden

anbraten

aanbraden

ver·ˈra·ten¹ CZ. cz. przech. niereg.

1. verraten (ausplaudern):

verraten

verraden

verraten

verklappen

sich verraten und verkauft fühlen

zich volledig in de steek gelaten voelen

2. verraten (Verrat üben):

verraten

verraden

verraten

in de steek laten

3. verraten (preisgeben):

verraten

verraden

verraten

tonen

miss·ˈra·ten [-ˈraːtn̩] CZ. cz. nieprzech. niereg. (nicht gelingen, schlecht erzogen sein)

missraten

slecht uitvallen

missraten

mislukken

ein missratenes Kind

een bedorven [o. onopgevoed] kind

ver·ˈbra·ten¹ [fɛɐ̯ˈbraːtn̩] CZ. cz. nieprzech. niereg. (zu lange braten)

verbraten

te lang braden

verbraten

verbraden

ˈHack·bra·ten RZ. r.m. (in Brotform)

Hackbraten

(gebraden) gehakt r.n.

ˈGän·se·bra·ten RZ. r.m.

Gänsebraten

gebraden gans

ˈKalbs·bra·ten RZ. r.m.

Kalbsbraten

kalfsgebraad

Kalbsbraten

gebraden kalfsvlees r.n.

ge·ˈbrat·en [gəˈbraten] CZ.

gebraten im. cz. przeszł. von braten

Zobacz też braten

ˈbra·ten <brät, briet, gebraten> [ˈbraːtn̩] CZ. cz. nieprzech.

braten

braden

ˈhei·ra·ten¹ [ˈh͜airaːtn̩] CZ. cz. nieprzech.

heiraten

trouwen

heiraten

huwen

aufs Land/in die Stadt/nach Frankreich heiraten

met iem van het platteland/uit de stad/uit Frankrijk trouwen en daar gaan wonen

ent·ˈgrä·ten [ɛntˈgrɛːtn̩] CZ. cz. przech.

entgräten

ontgraten

entgräten

fileren

ˈhin·ge·ra·ten CZ. cz. nieprzech. pot.

hingeraten

terechtkomen

hingeraten

verzeild raken

ˈRoll·bra·ten RZ. r.m. GASTR.

Rollbraten

rollade

ˈWild·bra·ten RZ. r.m. GASTR.

Wildbraten

wildbraad r.n.

Wildbraten

gebraden wild r.n.

be·ˈvor·ra·ten [bəˈfoːɐ̯raːtn̩] CZ. cz. przech.

bevorraten

bevoorraden