Tłumaczenia dla hasła „Aimée“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

ca·mee <camee|ën> [kame] RZ. r.ż.

camee

Kamee r.ż.

er·mee [ɛrme] PRZYSŁ.

ermee

damit

hoe gaat het ermee?

wie geht es?

zo staat het ermee

so stehen die Dinge

het kan ermee door

es geht so

ermee zitten

etw/jdn am Hals haben

mee [me] PRZYSŁ.

1. mee (samen weg):

mee

mit

2. mee:

de wind mee hebben (in iems voordeel, fietsen e.d.)

Rückenwind haben

de wind mee hebben przen.

Glück haben

hij heeft zijn uiterlijk (niet) mee

er hat (k)ein ansprechendes Äußeres

3. mee (bijwoordelijke vorm van met):

mee

mit

het kan er nog net mee door

das geht gerade noch

zwroty:

met de klok mee (in dezelfde richting)

im Uhrzeigersinn

dat kan nog jaren mee

das hält noch viele Jahre

ani·me <onv.> [anime] RZ. r.m.

anime

Anime r.m.

ti·men <timede, h. getimed> [tɑjmə(n)] CZ. cz. przech.

timen

timen

goed getimed

gut getimt pot.

daar·mee [darme] PRZYSŁ.

daarmee

damit

en daarmee uit!

und damit basta!

waar·mee [warme] PRZYSŁ.

1. waarmee (vragend):

waarmee

womit

waarmee kan ik u dienen?

womit kann ich Ihnen dienen?

waarmee sloeg hij je?

womit schlug er dich?

2. waarmee (betrekkelijk):

waarmee

mit +C.

waarmee

womit

de boot waarmee ik vertrek

das Boot, mit dem ich abfahre

hier·mee [hirme] PRZYSŁ.

hiermee

hiermit

clai·men <claimde, h. geclaimd> [klemə(n)] CZ. cz. przech.

1. claimen:

claimen (eisen)

fordern

claimen (aanspraak maken op)

beanspruchen

5000 euro claimen bij de verzekering

bei der Versicherung 5000 Euro Schadenersatz fordern

schadevergoeding claimen jur.

auf Schadenersatz klagen

2. claimen (beweren):

claimen

behaupten

heim·wee [hɛimwe] RZ. r.n. geen l.mn.

heimwee

Heimweh r.n.