Tłumaczenia dla hasła „Hunderte“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

don·ker·te [dɔŋkərtə] RZ. r.ż. geen l.mn.

donkerte

Dunkelheit r.ż.

donkerte

Dunkel r.n.

donkerte (sterker)

Finsternis r.ż.

hun·ke·ren <hunkerde, h. gehunkerd> [hʏŋkərə(n)] CZ. cz. nieprzech.

hunkeren

fiebern

hunkeren

sich sehnen

de kinderen stonden te hunkeren voor de speelgoedwinkel

die Kinder standen mit verlangendem Blick vor dem Spielwarengeschäft

naar vrijheid hunkeren

sich nach (der) Freiheit sehnen

hij hunkert naar roem en eer

er fiebert nach Ruhm und Ehre

fun·de·ren <fundeerde, h. gefundeerd> [fʏnderə(n)] CZ. cz. przech.

1. funderen (van) grondvesten (voorzien):

funderen

fundamentieren

2. funderen przen.:

funderen

begründen

funderen

untermauern

funderen

fundamentieren form.

funderen

fundieren form.

gefundeerde kritiek

fundierte Kritik

deze bewering is nergens op gefundeerd

diese Behauptung entbehrt jeder Grundlage

een standpunt theoretisch funderen

einen Standpunkt theoretisch untermauern

ge·ve·der·te [ɣəvedərtə] RZ. r.n. geen l.mn.

gevederte

Gefieder r.n.

gevederte

Federkleid r.n.

hun·ke·ring <hunkering|en> [hʏŋkərɪŋ] RZ. r.ż.

hunkering

Sehnsucht r.ż.

blun·de·ren <blunderde, h. geblunderd> [blʏndərə(n)] CZ. cz. nieprzech.

blunderen

einen Bock schießen

blunderen pot.

einen Schnitzer machen

ge·bla·der·te [ɣəbladərtə] RZ. r.n. geen l.mn.

gebladerte

Laub r.n.

gebladerte

Blattwerk r.n.

be·geer·te <begeerte|n> [bəɣertə] RZ. r.ż.

1. begeerte (het verlangen naar iets):

begeerte

Begierde r.ż.

begeerte

Gier r.ż.

2. begeerte:

begeerte (wat begeerd wordt)

Lust r.ż.

begeerte (plotseling)

Gelüst(e) r.n.

de begeerten van het vlees

die Lüste des Fleisches

ge·dier·te <gedierte|n, gedierte|s> [ɣədirtə] RZ. r.n.

1. gedierte (de dieren):

gedierte

Getier r.n.

gedierte

Tiere l.mn.

2. gedierte (één dier):

gedierte

Tier r.n.

be·roer·te <beroerte|n, beroerte|s> [bərurtə] RZ. r.ż.

beroerte

Schlaganfall r.m.

beroerte

Gehirnschlag r.m.

beroerte

Schlag r.m. pot.

door een beroerte getroffen worden

einen Schlaganfall bekommen

iem een beroerte op het lijf jagen

jdm einen höllischen Schreck(en) einjagen

zich een (rol)beroerte lachen

sich totlachen

som·ber·te RZ. r.ż.

somberte → somberheid

Zobacz też somberheid

som·ber·heid <somber|heden> [sɔmbərhɛɪt] RZ. r.ż.

1. somberheid:

somberheid

Dunkelheit r.ż.

somberheid (duisternis)

Düsterkeit r.ż.

2. somberheid:

somberheid (vooruitzichten)

Düsternis r.ż.

somberheid (zwaarmoedigheid)

Trübseligkeit r.ż.

somberheid (zwaarmoedigheid)

Trübsinn r.m.

on·ge·dier·te [ɔŋɣədirtə] RZ. r.n. geen l.mn.

ongedierte

Ungeziefer r.n.

vol [o. onder] het ongedierte zitten

voller Ungeziefer sein

kin·der·te·huis <kinder|tehuizen> [kɪndərtəhœys] RZ. r.n.

kindertehuis

Kinderheim r.n.

hu·ne·bed <hunebed|den> [hʏnəbɛt, hynəbɛt] RZ. r.n.

hunebed

Hünengrab r.n.

un·der·dog <underdog|s> [ʏndərdɔɡ] RZ. r.m.

underdog

Unterlegene(r) r.m.

underdog soc.

Underdog r.m.

het team startte in de rol van underdog

die Mannschaft startete als Außenseiter

on·der·ti·tel <ondertitel|s> [ɔndərtitəl] RZ. r.m.

1. ondertitel:

ondertitel TV, FILM

Untertitel r.m.

2. ondertitel (subtitel):

ondertitel

Untertitel r.m.