Tłumaczenia dla hasła „unterwerfung“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

neer·wer·pen <wierp neer, h. neergeworpen> [nerwɛrpə(n)] CZ. cz. przech.

neerwerpen

hinwerfen

ver·wer·ping <verwerping|en> [vərwɛrpɪŋ] RZ. r.ż.

verwerping

Ablehnung r.ż.

verwerping

Verwerfung r.ż.

verwerping

Zurückweisung r.ż.

de verwerping van een wetsvoorstel

die Ablehnung eines Gesetzentwurfs

ver·wer·ving <verwerving|en> [vərwɛrvɪŋ] RZ. r.ż.

verwerving

Erwerbung r.ż.

on·der·wer·pen <onderwierp, h. onderworpen> [ɔndərwɛrpə(n)] CZ. cz. przech.

1. onderwerpen (onder zijn gezag brengen):

onderwerpen

unterwerfen

je moet je aan het systeem onderwerpen

du musst dich dem System unterordnen

zich onderwerpen aan iem/iets

sich jdm/etw unterwerfen [o. beugen]

2. onderwerpen (de beslissing opdragen aan):

onderwerpen

vorlegen

onderwerpen

unterbreiten form.

iets onderwerpen aan iems goedkeuring

jdm etw zur Genehmigung vorlegen [o. unterbreiten]

3. onderwerpen (behandeling doen ondergaan):

onderwerpen

unterwerfen

onderwerpen

unterziehen

iem aan een verhoor onderwerpen

jdn einem Verhör unterwerfen [o. unterziehen]

ver·we·ren² <verweerde zich, h. zich verweerd> [vərwerə(n)] CZ. wk ww

verweren zich verweren (zich verdedigen):

verweren

sich wehren

verweren

sich verteidigen

zich tegen een aantijging verweren

sich gegen eine Beschuldigung wehren

wa·ter·weg <waterweg|en> [watərwɛx] RZ. r.m.

waterweg

Wasserstraße r.ż.

on·der·werp <onderwerp|en> [ɔndərwɛrp] RZ. r.n.

1. onderwerp:

onderwerp (zaak waarover men denkt, schrijft, spreekt)

Thema r.n.

onderwerp (minder vaak)

Gegenstand r.m.

het onderwerp van de dag

das Tagesgespräch

een delicaat onderwerp

ein heikles Thema

onderwerp van gesprek

Gesprächsthema r.n.

onderwerp van gesprek

Gesprächsgegenstand r.n. form.

iets tot onderwerp hebben

etw zum Thema [o. Gegenstand] haben

(vlug) van onderwerp veranderen

(schnell) das Thema wechseln

2. onderwerp taalk.:

onderwerp

Subjekt r.n.

onderwerp

Satzgegenstand r.m.

ver·wer·ken <verwerkte, h. verwerkt> [vərwɛrkə(n)] CZ. cz. przech. ook psych.

verwerken

verarbeiten

hij kon haar dood moeilijk verwerken (te boven komen)

er konnte ihren Tod nur schwer verkraften

nieuwe feiten in een boek verwerken

neue Fakten in einem Buch verarbeiten

olie verwerken (tot margarine)

Öl (zu Margarine) verarbeiten

ver·wer·pen <verwierp, h. verworpen> [vərwɛrpə(n)] CZ. cz. przech.

1. verwerpen (van zich afwerpen):

verwerpen

verwerfen

een gedachte/een voorstel verwerpen

einen Gedanken/einen Antrag verwerfen

2. verwerpen:

verwerpen (afwijzen, bij stemming afkeuren)

verwerfen

verwerpen (allgemeen)

ablehnen

een nalatenschap verwerpen

eine Erbschaft ausschlagen

ver·wer·ven <verwierf, h. verworven> [vərwɛrvə(n)] CZ. cz. przech.

verwerven

erwerben

zich iets verwerven

etw erwerben

ˈover·wer·ken <werkte over, h. overgewerkt> [ovərwɛrkə(n)] CZ. cz. nieprzech.

overwerken

Überstunden machen

on·der·we·reld <onderwereld|en> [ɔndərwerəlt] RZ. r.ż.

onderwereld

Unterwelt r.ż.