Tłumaczenia dla hasła „zeil“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

zeil <zeil|en> [zɛil] RZ. r.n.

1. zeil (doek):

zeil

Segel r.n.

alle zeilen bijzetten

alle Segel aufziehen

alle zeilen bijzetten przen.

sich voll ins Zeug legen pot.

de zeilen hijsen/strijken

die Segel hissen/streichen

een oogje in het zeil houden przen.

nach dem Rechten sehen

onder zeil gaan

unter Segel gehen

onder zeil gaan przen.

gleich einschlafen

zeil reven

die Segel reffen

een zeil over de wagen spannen

eine Plane über den Wagen spannen

het zeil van een tent

die Zeltplane

2. zeil (vloerbedekking):

zeil

Linoleum r.n.

een stuk zeil op de vloer leggen

Linoleum auslegen

Przykładowe zdania ze słowem zeil

zeil reven

die Segel reffen

een zeil vieren

ein Segel fieren

onder zeil gaan

unter Segel gehen

het zeil van een tent

die Zeltplane

een zeil over de wagen spannen

eine Plane über den Wagen spannen

een oogje in het zeil houden przen.

nach dem Rechten sehen

een stuk zeil op de vloer leggen

Linoleum auslegen