Tłumaczenia dla hasła „nteils“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

teils [t͜ails] PRZYSŁ.

teils

deels

teils

ten dele

teils

gedeeltelijk

war es nett da? teils, teils!

was het daar leuk? och, het gaat wel [o. matigjes] [o. nogal] !

ˈAn·teil RZ. r.m.

1. Anteil (Teil):

Anteil

aandeel r.n.

Anteil

deel r.n.

sein Anteil an der Beute

zijn aandeel in de buit

2. Anteil (Aktie):

Anteil

aandeel(bewijs)

seine Anteile verkaufen

zijn aandelen verkopen

3. Anteil (Beteiligung) kein l.mn.:

Anteil

aandeel r.n.

Anteil

deelneming

Anteil

medewerking

Anteil

belangstelling

Anteil an der Politik nehmen

zich voor (de) politiek interesseren

Anteil an jds Unglück bekunden podn. (Mitgefühl)

met iems ongeluk medeleven

Anteil an jds Unglück nehmen [o. zeigen]

met iems ongeluk medeleven

regen [o. tätigen] Anteil an der Organisation nehmen

actief aan de organisatie meewerken

Anteil nehmen

deelnemen

Anteil nehmen

belangstelling tonen

steil [ʃt͜ail] PRZYM.

1. steil (stark abfallend/ansteigend):

steil

steil ook fig.

steil aufgerichtet

rechtop

steil aufgerichtet

recht omhoog

2. steil pot. młodz. (toll, verrückt):

steil

geweldig

steil

tof

steil

te gek

ˈei·nes·teils [ˈ͜ainəsˈt͜ails] PRZYSŁ.

einesteils

eensdeels

einesteils

enerzijds

ˈje·weils [ˈjeːv͜ails] PRZYSŁ.

1. jeweils (jedes Mal):

jeweils

telkens

jeweils

op een gegeven [o. bepaald] ogenblik

jeweils zu 6 Personen

telkens voor 6 personen

jeweils zu 6 Personen

(telkens) met zijn zessen

Artikel jeweils zu einem Euro

artikelen, elk voor één euro

2. jeweils (zur entsprechenden Zeit):

jeweils

op een gegeven [o. bepaald] ogenblik

die jeweils herrschende Mode

de heersende mode

ˈgro·ßen·teils [ˈgroːsn̩ˈt͜ails] PRZYSŁ.

großenteils

grotendeels

großenteils

merendeels