niderlandzko » niemiecki

pot·kij·ker RZ. r.m.

potkijker → pottenkijker

Zobacz też pottenkijker

pot·ten·kij·ker <pottenkijker|s> [pɔtə(n)kɛikər] RZ. r.m. (toeschouwer)

Topfgucker r.m. żart.

to·neel·kij·ker <toneelkijker|s> [tonelkɛikər] RZ. r.m.

pot·ten·kij·ker <pottenkijker|s> [pɔtə(n)kɛikər] RZ. r.m. (toeschouwer)

Topfgucker r.m. żart.

ver·re·kij·ker <verrekijker|s> [vɛrəkɛikər] RZ. r.m.

aan·kij·ken <keek aan, h. aangekeken> [aŋkɛikə(n)] CZ. cz. przech.

1. aankijken (kijken naar):

3. aankijken (verdenken):

zwart·kij·ker <zwartkijker|s> [zwɑrtkɛikər] RZ. r.m.

Oos·ten·rij·ker <Oostenrijker|s> [ostə(n)rɛikər] RZ. r.m.

kij·ker <kijker|s> [kɛikər] RZ. r.m.

1. kijker (toeschouwer):

Zuschauer r.m.

2. kijker (verrekijker):

Fernrohr r.n.
Fernglas r.n.
iets/iem in de kijker(s) hebben przen.

af·kij·ken1 <keek af, h. afgekeken> [ɑfkɛikə(n)] CZ. cz. przech.

1. afkijken (ongemerkt overnemen):

afkijken pot.

3. afkijken (door te veel kijken niet meer waarderen):

op·kij·ken <keek op, h. opgekeken> [ɔpkɛikə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. opkijken (naar omhoog kijken):

toe·kij·ken <keek toe, h. toegekeken> [tukɛikə(n)] CZ. cz. nieprzech.

ver·kij·ken1 <verkeek zich, h. zich verkeken> [vərkɛikə(n)] CZ. wk ww zich verkijken

bekijken CZ.

Hasło od użytkownika

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski