niderlandzko » niemiecki

aan·men·gen <mengde aan, h. aangemengd> [amɛŋə(n)] CZ. cz. przech.

in·men·gen1 <mengde in, h. ingemengd> [ɪmɛŋə(n)] CZ. cz. przech. (door mengen in-, bijdoen)

aan·len·gen <lengde aan, h. aangelengd> [anlɛŋə(n)] CZ. cz. przech.

aan·bren·gen <bracht aan, h. aangebracht> [ambrɛŋə(n)] CZ. cz. przech.

5. aanbrengen (meebrengen in het huwelijk):

ver·men·gen1 <vermengde, h. vermengd> [vərmɛŋə(n)] CZ. cz. przech. (samenmengen)

in·bren·gen <bracht in, h. ingebracht> [ɪmbrɛŋə(n)] CZ. cz. przech.

1. inbrengen (naar binnen brengen):

2. inbrengen (inleggen):

3. inbrengen (afstaan voor de handelszaak):

4. inbrengen (meebrengen in een huwelijk):


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski