Tłumaczenia dla hasła „borsäure“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

bor·du·ren <borduurde, h. geborduurd> [bɔrdyrə(n)] CZ. cz. przech.

borduren

sticken

borduren (erop borduren)

besticken

borduren (erin borduren)

einsticken

met goud geborduurd

goldgestickt

met goud geborduurd

goldbestickt

borst·been <borstbeen|deren> [bɔrstben] RZ. r.n.

borstbeen

Brustbein r.n.

bor·ste·len <borstelde, h. geborsteld> [bɔrstələ(n)] CZ. cz. przech.

borstelen

bürsten

zijn haar borstelen

sich C. das Haar bürsten

borst·kan·ker [bɔrstkɑŋkər] RZ. r.m. geen l.mn.

borstkanker

Brustkrebs r.m.

borst·kas <borstkas|sen> [bɔrstkɑs] RZ. r.ż.

1. borstkas (geraamte van de borst):

borstkas

Brustkorb r.m.

borstkas pot.

Brustkasten r.m.

2. borstkas (holte daarbinnen):

borstkas

Brusthöhle r.ż.

borst·zak <borstzak|ken> [bɔrstsɑk] RZ. r.m.

borstzak

Brusttasche r.ż.

borstzak (los omgehangen)

Brustbeutel r.m.

borst·beeld <borstbeeld|en> [bɔrstbelt] RZ. r.n.

borstbeeld

Brustbild r.n.

borst·vlies <borst|vliezen> [bɔrstflis] RZ. r.n.

borstvlies

Brustfell r.n.

borst <borst|en> [bɔrst] RZ. r.ż.

1. borst (mensen):

borst

Brust r.ż.

zijn borst gloeide van trots przen.

seine Brust schwoll vor Stolz

een hoge borst zetten przen.

aufgebläht sein

een hoge borst zetten przen.

hochnäsig sein

de borst onderzoeken

die Atemwege untersuchen

zich op de borst slaan [o. kloppen]

sich mit etw brüsten

zich op de borst slaan [o. kloppen]

sich in die Brust werfen

dat stuit mij tegen de borst przen.

das geht mir gegen den Strich

dat stuit mij tegen de borst przen.

das widerstrebt mir

tot aan de borst in het water staan

brusttief im Wasser stehen

uit volle borst zingen

aus voller Kehle singen

uit volle borst zingen

aus vollem Halse singen

een zwakke borst hebben

schwach auf der Brust sein

2. borst (dieren):

borst

Brust r.ż.

3. borst:

borst (vrouwen)

Brust r.ż.

borst (boezem)

Busen r.m.

met blote borsten

mit entblößtem Busen

een kind de borst geven

einem Kind die Brust geben

een kind de borst geven

ein Kind stillen

een brave borst

eine treue Seele pot.

bor·stel <borstel|s> [bɔrstəl] RZ. r.m.

1. borstel (schuier):

borstel

Bürste r.ż.

2. borstel (grove kwast):

borstel

Borstenpinsel r.m.

3. borstel (glijcontact):

borstel

Bürste r.ż.

4. borstel (varkens, wilde zwijnen):

borstel

Borste r.ż.

borstel

Schweinsborste r.ż.

bor·der <border|s> [bɔːrdər] RZ. r.m.

border

Rabatte r.ż.

bo·ri·um [borijʏm] RZ. r.n. geen l.mn.

borium

Bor r.n.

bor·rel <borrel|s> [bɔrəl] RZ. r.m.

1. borrel (glas sterkedrank):

borrel

Schnaps r.m.

nu zou ik een borreltje lusten

jetzt könnte ich ein Schnäpschen vertragen

een borrel nemen [o. pakken ]

sich C. einen Schnaps genehmigen

een borrel nemen [o. pakken ]

ein Schnäpschen trinken

een borrel te veel ophebben

einen über den Durst getrunken haben

2. borrel (het drinken, gelegenheid):

borrel

Umtrunk r.m.

borrel

Drink r.m.

een borrel geven [o. houden ]

einen Umtrunk veranstalten

iem voor een borrel uitnodigen

jdn auf ein Glas einladen

bor·deaux¹ [bɔrdo] RZ. r.n. geen l.mn. (kleur)

bordeaux

Bordeauxrot r.n.