Tłumaczenia dla hasła „damassé“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

ˈda·mals [ˈdaːmaːls] PRZYSŁ.

damals

toentertijd

damals

toen

damals

destijds

ˈUn·mas·se RZ. r.ż. pot.

Unmasse

enorme massa

Da·ˈmast <Damast(e)s, Damaste> [daˈmast] RZ. r.m.

Damast

damast r.n.

ˈda·ma·lig [ˈdaːmaːlɪç] PRZYM.

damalig

toenmalig

damalig

van toen

damalig

uit die tijd

ˈMas·se <Masse, Massen> [ˈmasə] RZ. r.ż.

1. Masse (Menschenmasse):

Masse

massa

2. Masse (eine Menge, viel):

Masse

hoop

Masse

boel

eine Masse Bücher [o. an Büchern] [o. von Büchern]

een massa [o. hoop] boeken

3. Masse (der Großteil):

Masse

massa

Masse

menigte

die breite Masse

de grote hoop [o. massa]

4. Masse (Konkurs-, Erbmasse):

Masse

boedel

ihre Juwelen wurden zur Masse geschlagen

haar juwelen werden bij de boedel gevoegd

zwroty:

Einheit der Masse FIZ.

eenheid van massa

ˈda·misch¹ [ˈdaːmɪʃ] PRZYM.

1. damisch pot. (dämlich):

damisch poł. niem. austr.

dwaas

damisch poł. niem. austr.

dom

damisch poł. niem. austr.

getikt

2. damisch pot. (schwindelig):

damisch poł. niem. austr.

duizelig

damisch poł. niem. austr.

in de war

ˈGas·se <Gasse, Gassen> [ˈgasə] RZ. r.ż.

1. Gasse (schmale Straße):

Gasse

steeg

Gasse

straatje

das war auf allen Gassen zu hören pej.

dat was van alle kanten [o. overal] te horen

2. Gasse (Durchgang):

Gasse

doorgang

Gasse

haag

eine Gasse bilden

een haag vormen

3. Gasse austr. (Straße):

Gasse

straat

4. Gasse SPORT:

Gasse

opening

5. Gasse (Kegeln):

Gasse

poort

6. Gasse (Rugby):

Gasse

line-out

ˈKas·se <Kasse, Kassen> [ˈkasə] RZ. r.ż.

1. Kasse:

Kasse (Geldkassette, Geldkoffer)

kas

Kasse (Registrierkasse)

kasregister r.n.

Kasse machen

de kas opmaken

Kasse machen

geld (als water) verdienen

diese Operette bringt volle Kassen

deze operette is een kasstuk [o. brengt veel geld in 't laatje]

jdn zur Kasse bitten pot. przen.

van iem betaling eisen

2. Kasse (Kartenverkauf):

Kasse

kassa

Kasse

kas

Kasse

loket r.n.

3. Kasse:

Kasse

kas

Kasse (Barschaft)

contanten

Kasse (Bargeld)

contant geld r.n.

getrennte Kasse führen [o. haben]

elk voor zichzelf betalen

4. Kasse (Sparkasse):

Kasse

(spaar)bank

5. Kasse (Krankenversicherung):

Kasse

ziekenfonds r.n.

das geht auf Kasse pot.

dat wordt door het ziekenfonds betaald

6. Kasse GOSP. (Barzahlung):

Kasse

contante betaling

gegen [o. per ] Kasse

tegen contante betaling

zahlbar rein netto Kasse

netto kassa [o. netto contant] (zonder aftrek) te betalen

ˈRas·se <Rasse, Rassen> [ˈrasə] RZ. r.ż.

Rasse

ras r.n.

der Junge ist Rasse pot.

er zit pit in die jongen

ˈTas·se <Tasse, Tassen> [ˈtasə] RZ. r.ż. (Trinkgefäß)

Tasse

kop(je) r.n.

hoch die Tassen! pot.

prosit!

nicht alle Tassen im Schrank haben pot.

niet goed snik zijn

er ist eine trübe Tasse pot.

hij is een zak [o. slome duikelaar] [o. druiloor]