Tłumaczenia dla hasła „gedrückte“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈKlein·ge·druck·te(s), klein Ge·ˈdruck·te(s) [-gədrʊktə(s)] RZ. r.n. odm. wie przym. kein l.mn.

Kleingedruckte(s)

klein gedrukte tekst

Kleingedruckte(s)

kleine letters

ge·ˈdrückt [gəˈdrʏkt] PRZYM. FIN.

gedrückt

bedrukt

gedrückt

gedrukt

gedrückt

neerslachtig

ˈdru·cken [ˈdrʊkn̩] CZ. cz. przech.

drucken

drukken

er lügt wie gedruckt

hij liegt of het gedrukt staat

ˈdrü·cken¹ [ˈdrʏkn̩] CZ. cz. nieprzech.

1. drücken (ein Druckgefühl auslösen):

drücken

drukken

drücken

druk uitoefenen

auf die Tube drücken

gas geven

auf die Tube drücken

er vaart achter zetten

auf die Tränendrüsen drücken

op het gevoel werken

aufs Tempo drücken

het tempo verhogen

2. drücken (sich quetschen):

drücken

drukken

drücken

drukkend zijn

3. drücken (bedrückend sein):

drücken

knellen

wo drückt der Schuh? pot. przen.

waar wringt de schoen?

ˈdrü·cken² [ˈdrʏkn̩] CZ. cz. przech.

1. drücken (pressen):

drücken

drukken

jdn an die Wand drücken przen.

over iem heen lopen

jdm etw in die Hand drücken

iem iets in de hand stoppen

die Mutter drückt das Kind

de moeder knuffelt het kind

die Schulbank drücken

naar school gaan

2. drücken (herabsetzen):

einen Rekord drücken

een record breken [o. slaan] [o. verbeteren]

3. drücken (negativ beeinträchtigen):

Sorgen drücken ihn

zorgen drukken op hem

Sorgen drücken ihn

hij gaat onder zorgen gebukt

4. drücken (Spiel):

Karten drücken pot.

kaarten terzijde schuiven [o. ecarteren]

ˈdrü·cken³ [ˈdrʏkn̩] CZ. cz. zwr. pot.

drücken

zich drukken

drücken

zich onttrekken aan

sich um einen Auftrag drücken

zich aan een opdracht onttrekken

ˈfett·ge·druckt, ˈfett ge·druckt PRZYM.

fettgedruckt → fett

Zobacz też fett

fett [fɛt] PRZYM.

1. fett (dick, fetthaltig):

fett

vet(rijk)

das macht den Kohl nicht fett

dat haalt niets uit

davon wirst du [o. wird man] nicht fett pot. iron. przen.

daar zul je niet vet van soppen

davon wirst du [o. wird man] nicht fett pot. iron. przen.

dat brengt niet veel op

2. fett (gemästet sein):

fett füttern

vetmesten

3. fett (üppig):

fetter Boden

vette [o. vruchtbare] bodem [o. grond]

4. fett (laut):

eine fette Lache/ Stimme pot. przen.

een vette lach/stem

5. fett DRUK.:

fett gedruckt DRUK.

vet(jes) gedrukt

fette Schlagzeilen

vette koppen

Fette Henne BOT.

vetkruid

Fette Henne BOT.

sedum