Tłumaczenia dla hasła „uralte“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

hal·te <halte|n, halte|s> [hɑltə] RZ. r.ż.

1. halte (plaats):

halte

Haltestelle r.ż.

de laatste halte

die Endstation

2. halte (afstand):

halte

Station r.ż.

bus·hal·te <bushalte|n, bushalte|s> [bʏshɑltə] RZ. r.ż.

bushalte

Bushaltestelle r.ż.

ge·hal·te <gehalte|n, gehalte|s> [ɣəhɑltə] RZ. r.n.

1. gehalte:

gehalte (innerlijke waarde: van zaken)

Gehalt r.m.

gehalte (innerlijke waarde: van personen)

Format r.n.

gehalte (innerlijke waarde: van personen)

Kaliber r.n. pot.

een onderzoek van laag/hoog gehalte

eine minderwertige/hochwertige Studie

iem van gehalte

jd von Format

2. gehalte (betrekkelijke hoeveelheid):

gehalte

Gehalt r.m.

het gehalte aan zuurstof in de lucht bepalen

den Sauerstoffgehalt der Luft bestimmen

psal·ter <psalter|s> [psɑltər] RZ. r.n.

1. psalter (harp):

psalter

Psalter r.m.

psalter

Psalterium r.n.

2. psalter (boek met vertaalde psalmen):

psalter

Psalter r.m.

3. psalter (het Boek der Psalmen):

psalter

Psalter r.m.

psalter

Buch r.n. der Psalmen

tram·hal·te [trɛmhɑltə]

tramhalte [[o. trɑmhɑltə]] tramhalte|s RZ. r.ż.:

tramhalte

Straßenbahnhaltestelle r.ż.

uraan RZ. r.n.

uraan scheik. → uranium

Zobacz też uranium

ura·ni·um [yranijʏm] RZ. r.n. geen l.mn. scheik.

uranium

Uran r.n.

kil·te [kɪltə] RZ. r.ż. geen l.mn.

kilte

Kühle r.ż.

kilte (vooral vochtig)

feuchte Kälte r.ż.

hol·te <holte|n, holte|s> [hɔltə] RZ. r.ż.

1. holte (lege ruimte):

holte

Hohlraum r.m.

2. holte (uitholling, kom) ook med.:

holte

Höhle r.ż.

de holte van de hand

die hohle Hand

de holte onder de arm

die Achselhöhle

3. holte (diepte):

holte

Seitenhöhe r.ż.

koel·te [kultə] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. koelte:

koelte (frisheid)

Kühle r.ż.

koelte (weer, ook)

Frische r.ż.

in de koelte van de avond

in der Abendkühle

2. koelte (onbewogenheid):

koelte

Kühle r.ż.

koelte

Kälte r.ż.

koelte

Frostigkeit r.ż.

stil·te <stilte|s> [stɪltə] RZ. r.ż.

1. stilte (geluidloosheid):

stilte

Stille r.ż.

een doodse stilte

eine Totenstille

een minuut stilte in acht nemen

eine Schweigeminute einlegen

de stilte verbreken

das Schweigen brechen

stilte!

Ruhe!

2. stilte:

stilte (bewegingloosheid: water)

Glätte r.ż.

stilte (bewegingloosheid: roerloosheid)

Regungslosigkeit r.ż.

stilte (bewegingloosheid: roerloosheid)

Reglosigkeit r.ż.

3. stilte (zonder wind):

stilte

Stille r.ż.

stilte

Ruhe r.ż.

4. stilte (heimelijkheid):

stilte

Stille r.ż.

hij is in alle stilte begraven

er ist in aller Stille beerdigt worden

in stilte

im Stillen

zoel·te [zultə] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. zoelte (aangenaam warm):

zoelte

laue Luft r.ż.

2. zoelte (drukkende warmte):

zoelte

Schwüle r.ż.

hal·ter <halter|s> [hɑltər] RZ. r.m.

halter

Hantel r.ż.

ure <uren> [yrə] RZ. r.ż.

te(r) elfder ure

in letzter Minute

te(r) elfder ure

auf den letzten Drücker pot.

uri·ne [yrinə] RZ. r.ż. geen l.mn.

urine

Urin r.m.

urine

Harn r.m.

ge·stal·te <gestalte|n, gestalte|s> [ɣəstɑltə] RZ. r.ż.

1. gestalte (figuur):

gestalte

Gestalt r.ż.

gestalte

Figur r.ż.

een rijzige gestalte

eine hochwüchsige Gestalt

2. gestalte (gedaante):

gestalte

Gestalt r.ż.

gestalte

Erscheinung r.ż.

gestalte geven (aan iets)

einer Sache Gestalt geben

gestalte krijgen

Gestalt annehmen