Tłumaczenia dla hasła „vervoerplicht“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

ver·plicht [vərplɪxt] PRZYM.

1. verplicht:

verplicht (genoodzaakt)

verpflichtet

verplicht (gedwongen)

gezwungen

zich verplicht voelen om …

sich gezwungen fühlen, …

ergens toe verplicht zijn

zu etw C. verpflichtet sein

2. verplicht (voorgeschreven):

verplicht

Pflicht-

verplicht

pflicht-

aan zichzelf/iem verplicht zijn

sich C. selbst/jdm verpflichtet sein

de verplichte bijdrage

der Pflichtbeitrag

verplichte leervakken

Pflichtfächer l.mn.

verplicht verzekerd zijn

pflichtversichert sein

3. verplicht (erkentelijk):

verplicht

verpflichtet

verplicht

verbunden

ik ben u zeer verplicht

ich bin Ihnen sehr zu Dank verpflichtet

bur·ger·plicht <burgerplicht|en> [bʏrɣərplɪxt] RZ. r.ż.

burgerplicht

Bürgerpflicht r.ż.

ver·voe·ring <vervoering|en> [vərvurɪŋ] RZ. r.ż.

vervoering

Entzücken r.n.

vervoering

Entzückung r.ż.

vervoering

Verzückung r.ż.

in vervoering

entzückt

in vervoering

verzückt

in vervoering raken/brengen

in Entzücken geraten/versetzen

ver·licht <verlichte, verlichter, verlichtst> [vərlɪxt] PRZYM.

1. verlicht (van een last bevrijd):

verlicht

erleichtert

met verlicht gemoed

leichten Herzens

2. verlicht (door licht beschenen):

verlicht

beleuchtet

de straat is slecht verlicht

die Straße ist schlecht beleuchtet

3. verlicht (waarin lichten schijnen):

verlicht

erleuchtet

de stad was verlicht

die Stadt war erleuchtet

4. verlicht (het juiste inzicht hebbend):

verlicht

aufgeklärt

verlicht

erleuchtet

verlichte despoten

aufgeklärte Despoten l.mn.

verlicht door de Heilige Geest

vom Heiligen Geist erleuchtet

een verlichte geest

ein aufgeklärter Geist

ver·voe·ren <vervoerde, h. vervoerd> [vərvurə(n)] CZ. cz. przech.

vervoeren

befördern

vervoeren

transportieren

iem naar het ziekenhuis vervoeren

jdn ins Krankenhaus überführen

iets over zee/per spoor vervoeren

etw auf dem Seeweg/per Bahn befördern

ver·voer·der <vervoerder|s> [vərvurdər] RZ. r.m.

vervoerder (allgemeen)

Beförderer r.m.

vervoerder (allgemeen)

Transporteur r.m.

vervoerder (goederen)

Spediteur r.m.

ver·voer·ster RZ. r.ż.

vervoerster forma żeńska od vervoerder

Zobacz też vervoerder

ver·voer·der <vervoerder|s> [vərvurdər] RZ. r.m.

vervoerder (allgemeen)

Beförderer r.m.

vervoerder (allgemeen)

Transporteur r.m.

vervoerder (goederen)

Spediteur r.m.

ver·voer·mid·del <vervoermiddel|en> [vərvurmɪdəl] RZ. r.n.

vervoermiddel

Beförderungsmittel r.n.

vervoermiddel

Transportmittel r.n.

ver·plich·ten <verplichtte, h. verplicht> [vərplɪxtə(n)] CZ. cz. przech.

1. verplichten:

verplichten (noodzaken)

verpflichten

verplichten (dwingen)

zwingen

hij verplichtte mij hem behulpzaam te zijn

er zwang mich, ihm behilflich zu sein

het rondkijken verplicht u tot niets

Sie können sich unverbindlich umsehen

2. verplichten (door dienst verbinden):

verplichten

verpflichten

verplichten

verbinden form.

ver·voe·ging <vervoeging|en> [vərvuɣɪŋ] RZ. r.ż.

vervoeging

Konjugation r.ż.

vervoeging (allgemeen)

Beugung r.ż.

leer·plich·tig [lerplɪxtəx] PRZYM.

leerplichtig

schulpflichtig

ver·vor·ming <vervorming|en> [vərvɔrmɪŋ] RZ. r.ż.

vervorming

Verformung r.ż.

vervorming (van beeld, geluid)

Verzerrung r.ż.

stop·licht <stoplicht|en> [stɔplɪxt] RZ. r.n.

1. stoplicht (verkeerslicht):

stoplicht

Verkehrsampel r.ż.

stoplicht

Ampel r.ż.

door een stoplicht rijden

eine rote Ampel überfahren

het stoplicht staat op rood

die Ampel zeigt Rot

2. stoplicht (achterlicht):

stoplicht

Bremslicht r.n.

stoplicht

Bremsleuchte r.ż.