Tłumaczenia dla hasła „erig“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈer·dig [ˈeːɐ̯dɪç] PRZYM.

1. erdig (Geruch, Geschmack):

erdig

aardachtig

erdig

van aarde

2. erdig podn. (mit Erde beschmutzt):

erdig

met aarde bedekt [o. bevuild]

ˈewig [ˈeːvɪç] PRZYM. (ständig)

ewig

eeuwig

auf ewig

voor eeuwig

das Ewige Licht REL.

de godslamp

ewig und drei Tage pot. żart.

een eeuwigheid geleden

ˈurig [ˈuːrɪç] PRZYM.

1. urig pot. (Lokalkolorit besitzend):

urig

echt

urig

origineel

urig

authentiek

urig

onvervalst

2. urig (originell):

urig

raar

urig

origineel

urig

koddig

erst¹ [eːɐ̯st] PRZYSŁ.

1. erst (zuerst):

erst

het eerst

erst

eerst

wäre ich doch erst zu Hause!

was ik maar vast thuis!

2. erst (nicht früher als):

erst

eerst

erst

pas

erst

niet eerder dan

3. erst (bloß):

erst

pas

erst

maar

erst

niet meer dan

4. erst (verstärkend):

erst

dan vooral

erst

dan wel

erst

dan

so geht es erst recht nicht!

zo gaat het al [o. juist] helemaal niet!

Teig <Teig(e)s, Teige> [t͜aik] RZ. r.m.

Teig

deeg r.n.

Teig

beslag r.n.

eng [ɛŋ] PRZYM.

1. eng:

eng (knapp)

eng

eng (schmal)

smal

eng (schmal)

nauw

2. eng (beengt):

eng

dicht opeen

3. eng (wenig Zwischenraum habend):

eng

eng

eng

nauwsluitend

eng anliegend

nauw(sluitend)

4. eng (intim):

eng

innig

eng

vertrouwd

eng

intiem

im engen Kreis der Familie

in kleine familiekring

5. eng (eingeschränkt):

eng

bekrompen

eng

beperkt

in engen Verhältnissen leben

bekrompen leven

zig [ ͜tsɪç] PRZYM. pot.

zig

tig

zig

heel veel

zig

'n heleboel

da waren zig Leute

er waren heel veel mensen

mit zig Sachen durch die Kurve fahren

met een rotvaart door de bocht scheuren

ˈbö·ig [ˈbøːɪç] PRZYM.

böig

winderig

böig

buiig

böiger Wind

rukwind(en)

ˈölig [ˈøːlɪç] PRZYM.

1. ölig pej.:

ölig (voller Öl)

olieachtig

ölig (fettig)

vettig

2. ölig przen. (salbend):

ölig

zalvend

Berg <Berg(e)s, Berge> [bɛrk] RZ. r.m.

1. Berg (Erhebung):

Berg

berg

mit seiner Meinung/Kritik nicht hinter dem [o. hinterm] Berg(e) halten

zijn mening/kritiek niet onder stoelen of banken steken

über alle Berge sein

ervandoor zijn

wir sind noch nicht über den Berg

we zijn er nog niet

2. Berg (große Menge):

Berg

stapel

Berg

berg

Berg

hoop

3. Berg GÓRN. l.mn.:

Berg

gesteente r.n. zonder erts r.n.

wenn der Berg nicht zum Propheten kommt, so muss der Prophet zum Berge gehen [o. kommen] przysł.

als de berg niet tot Mohammed komt, dan zal Mohammed tot de berg gaan

Berge kreißen, und es wird ein Mäuslein geboren przysł.

de berg heeft een muis gebaard