Tłumaczenia dla hasła „Perioden“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

pe·ri·o·de <periode|s, periode|n> [perijodə] RZ. r.ż.

periode

Periode r.ż.

periode (groter tijdvak)

Zeitraum r.m.

periode (heel groot tijdvak)

Ära r.ż.

de klassieke periode

die Klassik

een verschrikkelijke periode

eine schlimme Zeit

pe·ri·o·diek¹ <periodiek|en> [perijodik] RZ. r.n. of r.ż.

1. periodiek (uitgave, tijdschrift):

periodiek

Zeitschrift r.ż.

2. periodiek (salarisverhoging):

periodiek

regelmäßige [o. turnusmäßige] Gehaltserhöhung r.ż.

ver·bo·den CZ.

1. verboden 3. os. l.mn. cz. prz. van verbieden

2. verboden volt. deelw. van verbieden

Zobacz też verbieden

ver·bie·den <verbood, h. verboden> [vərbidə(n)] CZ. cz. przech.

verbieden

verbieten

verbieden

untersagen

verbieden (niet toestaan)

verwehren

de handel verbieden

den Handel sperren

iem het roken verbieden

jdm das Rauchen verbieten [o. untersagen]

iem de toegang verbieden

jdm den Zutritt verwehren

pe·ri·ke·len [perikələ(n)] RZ. l.mn.

perikelen

Vorfälle l.mn.

perikelen

Zwischenfälle l.mn.

perikelen

Affären l.mn. pej.

zijn amoureuze perikelen

seine Liebesabenteuer

zijn amoureuze perikelen

seine Liebesaffären

per·ron <perron|s> [pɛrɔn] RZ. r.n.

perron

Bahnsteig r.m.

per·sen <perste, h. geperst> [pɛrsə(n)] CZ. cz. przech.

persen

pressen

zich door een nauwe doorgang persen

sich durch einen engen Durchlass zwängen

grammofoonplaten persen

Schallplatten pressen

naden persen

Nähte glatt bügeln

olie persen

Öl pressen

vouwen in een broek persen

Falten in eine Hose bügeln

per·fi·de <perfide, meer perfide, meest perfide> [pɛrfidə] PRZYM.

perfide

treulos

perfide (gemeen)

perfid(e)

perfide (gemeen)

niederträchtig

per·soon <per|sonen> [pɛrson] RZ. r.m.

persoon

Person r.ż.

zij is de aangewezen persoon (meest geschikte)

sie ist die geeignete Person

zij is de aangewezen persoon (in aanmerking komende)

sie ist die Hauptkandidatin

zonder aanzien des persoons

ohne Ansehen der Person

het werkwoord staat in de eerste persoon enkelvoud taalk.

das Verb steht in der ersten Person Singular

de duivel in eigen persoon

der leibhaftige Teufel

hij is de gierigheid in persoon

er ist Geiz in Person

ver·af·go·den <verafgoodde, h. verafgood> [vərɑfɣodə(n)] CZ. cz. przech.

verafgoden

vergöttern

glans·pe·ri·o·de <glansperiode|s, glansperiode|n> [ɣlɑnsperijodə] RZ. r.ż.

glansperiode

Glanzzeit r.ż.

per se [pɛrse] PRZYSŁ.

1. per se (absoluut; onvermijdelijk):

per se

unbedingt

dat hoeft niet per se het geval te zijn

das muss nicht unbedingt so sein

iets per se willen

etw unbedingt wollen

2. per se (stellig):

per se

sicher

hij heeft het per se gedaan

er hat es bestimmt [o. sicher] getan

3. per se (op zichzelf):

per se

an (und für) sich

per·ceel <per|celen> [pɛrsel] RZ. r.n.

1. perceel:

perceel (huis)

Haus r.n.

perceel (gebouw)

Gebäude r.n.

2. perceel (stuk land):

perceel

Grundstück r.n.

perceel

Parzelle r.ż.

een perceel bouwland

eine Bauparzelle

een perceel bouwland

ein Stück Bauland

iets in percelen onderverdelen

etw parzellieren

het land wordt verhuurd in percelen

das Land wird in Parzellen verpachtet

3. perceel (gedeelte; deel van een water):

perceel

Parzelle r.ż.

per·cent <percent|en> [pɛrsɛnt] RZ. r.n.

percent

Prozent r.n.

gemiddeld vier percent zijn

durchschnittlich um die vier Prozent liegen

per·go·la <pergola|'s> [pɛrɣola] RZ. r.ż.

pergola

Pergola r.ż.

per·plex [pɛrplɛks] PRZYM.

perplex

verdutzt

perplex

verblüfft

perplex

perplex form.

ik sta er gewoon perplex van pot.

da bin ich aber platt