niderlandzko » niemiecki

glo·ba·li·se·ring [ɣlobalizerɪŋ] RZ. r.ż. geen l.mn.

door·ha·len <haalde door, h. doorgehaald> [dorhalə(n)] CZ. cz. przech.

1. doorhalen (door een opening):

2. doorhalen przen. (hekelen):

ver·ha·len2 <verhaalde, h. verhaald> [vərhalə(n)] CZ. cz. nieprzech.

aan·ha·len1 <haalde aan, h. aangehaald> [anhalə(n)] CZ. cz. przech.

3. aanhalen (liefkozen):

bij·ha·len <haalde bij, h. bijgehaald> [bɛɪhalə(n)] CZ. cz. przech.

her·ha·len1 <herhaalde, h. herhaald> [hɛrhalə(n)] CZ. cz. przech. (opnieuw doen, zeggen; nadoen)

ont·ha·len <onthaalde, h. onthaald> [ɔnthalə(n)] CZ. cz. przech.

3. onthalen przen. (vergasten op):

ver·ta·len <vertaalde, h. vertaald> [vərtalə(n)] CZ. cz. przech.

1. vertalen (in een andere taal overbrengen):

weg·ha·len <haalde weg, h. weggehaald> [wɛxhalə(n)] CZ. cz. przech.

1. weghalen (wegvoeren):

2. weghalen (stelen):


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski