niderlandzko » niemiecki

over·mees·te·ren <overmeesterde, h. overmeesterd> [ovərmestərə(n)] CZ. cz. przech.

be·geer·te <begeerte|n> [bəɣertə] RZ. r.ż.

1. begeerte (het verlangen naar iets):

Begierde r.ż.
Gier r.ż.

res·te·ren <resteerde, i. geresteerd> [rɛsterə(n)] CZ. cz. nieprzech.

koes·te·ren1 <koesterde, h. gekoesterd> [kustərə(n)] CZ. cz. przech.

2. koesteren (uit waardering beschermen):

hätscheln pej.

pres·te·ren1 <presteerde, h. gepresteerd> [prɛsterə(n)] CZ. cz. przech.

ar·res·te·ren <arresteerde, h. gearresteerd> [ɑrɛsterə(n)] CZ. cz. przech.

1. arresteren (aanhouden):

2. arresteren (beslag leggen op een persoon, zijn goederen):

in·ves·te·ren <investeerde, h. geïnvesteerd> [ɪnvɛsterə(n)] CZ. cz. przech.

mo·les·te·ren <molesteerde, h. gemolesteerd> [molɛsterə(n)] CZ. cz. przech.

pro·tes·te·ren <protesteerde, h. geprotesteerd> [protɛsterə(n)] CZ. cz. nieprzech.

be·ge·ren <begeerde, h. begeerd> [bəɣerə(n)] CZ. cz. przech.

be·ge·leid·ster <begeleidster|s> [bəɣəlɛɪtstər] RZ. r.ż.

begeleidster forma żeńska od begeleider

Zobacz też begeleider

be·ge·lei·der <begeleider|s> [bəɣəlɛidər] RZ. r.m.

2. begeleider (iem die met raad en daad bijstaat):

Betreuer r.m.

3. begeleider muz.:

Begleiter r.m.

ma·ni·fes·te·ren1 <manifesteerde, h. gemanifesteerd> [manifɛsterə(n)] CZ. cz. nieprzech. (betoging houden)


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski