Tłumaczenia dla hasła „diesem“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

die·sel¹ <diesel|s> [dizəl] RZ. r.m. (trein)

diesel

Dieseltriebwagen r.m.

de·sem <desem|s> [desəm] RZ. r.m.

desem

Sauerteig r.m.

droe·sem <droesem|s> [drusəm] RZ. r.m.

droesem

Bodensatz r.m.

di·eet <diëten> [dijet] RZ. r.n.

dieet

Diät r.ż.

op dieet zijn

Diät halten

iem op dieet stellen

jdm eine Diät verordnen

die·nen¹ <diende, h. gediend> [dinə(n)] CZ. cz. przech.

1. dienen (werken voor):

dienen

dienen

men kan geen twee heren dienen

niemand kann zwei Herren dienen

het vaderland dienen

dem Vaterland dienen

2. dienen (zich wijden aan):

dienen

dienen

de vrede dienen

dem Frieden dienen

3. dienen (van dienst zijn):

dienen

dienen

waarmee kan ik u dienen?

womit kann ich (Ihnen) dienen?

hij was er niet mee gediend

damit war ihm nicht gedient

4. dienen (bruikbaar zijn):

dienen

nutzen +C.

dienen

nützen +C.

deze gegevens kunnen ons weinig dienen

diese Daten nutzen uns wenig

daar ben ik niet van gediend

das verbitte ich mir

de mis dienen

ministrieren

om u te dienen

zu Ihren Diensten

iem van antwoord dienen

jdm antworten

di·es¹ [dijɛs] RZ. r.m. geen l.mn. (stichtingsdag)

dies

Gründungstag r.m.

bloe·sem <bloesem|s> [blusəm] RZ. r.m.

bloesem

Blüte r.ż.

bloesem dragen

in Blüte stehen

bloesem dragen

blühen

de bloesem valt af

die Blüten fallen ab

die·ge·ne [diɣenə] ZAIM. wsk. zaim.

diegene

derjenige r.m.

diegene

diejenige r.ż.

diegene, die

wer

diep·zee <diepzee|ën> [dipse] RZ. r.ż.

diepzee

Tiefsee r.ż. kein l.mn.

blik·sem <bliksem|s> [blɪksəm] RZ. r.m.

1. bliksem meteo.:

bliksem

Blitz r.m.

als door de bliksem getroffen

wie vom Blitz [o. Schlag] getroffen

de bliksem flitste door de lucht

der Blitz zuckte am Himmel

de bliksem is ingeslagen

der Blitz hat eingeschlagen

2. bliksem (krachtterm):

bliksem

Teufel r.m.

3. bliksem:

bliksem (kerel, vent)

Teufel r.m.

bliksem (brutaal)

Flegel r.m.

bliksem (raar)

komische(r) Kauz r.m.

een arme bliksem

ein armer Teufel

4. bliksem + geen:

bliksem

Dreck r.m.

ik geef er geen bliksem om

das kümmert mich einen Dreck

als de gesmeerde bliksem pot.

wie ein geölter Blitz

alles is naar de bliksem

alles ist zum Teufel

loop naar de bliksem!

scher dich zum Teufel!

iem naar de bliksem jagen form.

jdn zugrunde richten

di·a·deem <dia|demen> [dijadem] RZ. r.n. of r.m.

diadeem

Diadem r.n.