W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niemiecko » niderlandzki

Tłumaczenia dla hasła „Joden“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

ˈjo·deln: czasownik nieprzechodni
ˈHo·den: rzeczownik
ˈro·den: czasownik przechodni
ˈBo·den: rzeczownik
ˈjob·ben: czasownik nieprzechodni
ˈjog·gen: czasownik nieprzechodni
ˈjoh·len: czasownik nieprzechodni
ˈen·den: czasownik nieprzechodni
ˈba·den: czasownik zwrotny
ˈer·den: czasownik przechodni
ˈFa·den: rzeczownik
ˈla·den: czasownik przechodni
ˈre·den: czasownik przechodni
ˈSü·den: rzeczownik
ˈAn·den: rzeczownik
ˈir·den: przymiotnik i przysłówek
ˈJod·ler: rzeczownik
ˈan·öden: czasownik przechodni
ˈsen·den: czasownik przechodni
ˈwen·den: czasownik nieprzechodni

Widzisz podobne wyniki: jodeln , Boden , roden , Hoden , johlen , joggen , jobben , irden , Anden , Süden , reden , laden , Faden , erden , baden , enden , wenden , senden , anöden i Jodler

ˈjo·deln [ˈjoːdl̩n] CZ. cz. nieprzech.

ˈHo·den <Hodens, Hoden> [ˈhoːdn̩] RZ. r.m. meist l.mn.

Hoden → Hode

Zobacz też Hode

ˈHo·de <Hoden, Hoden> [ˈhoːdə] RZ. r.m. [o. r.ż.] meist l.mn.

Hode

Hode

Hode

ˈro·den [ˈroːdn̩] CZ. cz. przech.

1. roden:

2. roden:

in cultuur brengen

ˈBo·den <Bodens, Böden> [ˈboːdn̩] RZ. r.m.

1. Boden (Grund):

bodem

grond r.n.

am Boden liegen

op de grond liggen

am Boden liegen przen.

geruïneerd zijn

am Boden zerstört sein

am Boden zerstört sein

in zak en as zitten

wie Pilze aus dem Boden schießen

als paddenstoelen uit de grond rijzen

wieder festen Boden betreten

weer vaste grond onder de voeten krijgen [o. hebben]

dem Verdacht den Boden entziehen

alle reden tot verdenking wegnemen

etw dem Boden gleichmachen

iets met de grond gelijkmaken

Boden gutmachen

terrein herwinnen

Boden gutmachen

Boden gutmachen

een comeback beleven

jdm wird der Boden zu heiß (unter den Füßen)

iem wordt de grond te heet onder de voeten

ein Fass ohne Boden

een bodemloos vat

auf dem Boden der Tatsachen stehen

zich aan de feiten houden

auf dem Boden der Tatsachen stehen

met beide benen op de grond blijven

eigener Grund und Boden

jdn in Grund und Boden reden

iem van de sokken [o. onder de tafel] praten

jdn in Grund und Boden reden

iem niet aan het woord laten

sich in Grund und Boden schämen

zich doodschamen

etw in Grund und Boden schießen

iets platschieten

den Boden unter den Füßen verlieren

den Boden unter den Füßen verlieren

zijn houvast verliezen

jdm den Boden unter den Füßen wegziehen

de poten onder iem afzagen [o. wegzagen]

jdm den Boden unter den Füßen wegziehen

(an) Boden verlieren

terrein verliezen [o. (moeten) prijsgeven]

(an) Boden verlieren

op zijn retour zijn

Boden wettmachen

terrein herwinnen

Boden wettmachen

Boden wettmachen

een comeback beleven

zu Boden gehen

tegen de vlakte [o. grond] gaan

zu Boden gehen a. TECHNOL.

gevloerd worden

die Augen zu Boden schlagen

de ogen neerslaan [o. ter aarde slaan]

2. Boden (Fußboden):

vloer

3. Boden reg. (Dachboden):

4. Boden (Basis):

basis

ˈjob·ben [ˈʤɔbn̩] CZ. cz. nieprzech. pot.

een (tijdelijk) baantje hebben

ˈjog·gen [ˈʤɔgn̩] CZ. cz. nieprzech.

ˈjoh·len [joːlən] CZ. cz. nieprzech.

ˈen·den [ˈɛndn̩] CZ. cz. nieprzech.

1. enden (nicht mehr weiterführen):

2. enden (zu etw führen):

3. enden (sterben):

am Galgen enden

aan de galg sterven

4. enden JĘZ. (auslaufen):

auf [o. mit ]‘e’ enden

op een ‘e’ eindigen

ˈba·den³ [ˈbaːdn̩] CZ. cz. zwr.

1. baden (ein Bad nehmen):

2. baden (schwelgen):

baden

ˈer·den [ˈeːɐ̯dn̩] CZ. cz. przech. ELEKTROT.

ˈFa·den¹ <Fadens, Fäden> [ˈfaːdn̩] RZ. r.m.

1. Faden a. przen. (von Fasern, Metal, Glas oder anderen Stoffen):

draad

alle Fäden (fest) in der Hand (be)halten/haben przen.

de touwtjes (vast) in handen houden/hebben

den Faden eines Gespräch(e)s wiederaufnehmen

de draad van een gesprek weer opnemen

keinen guten Faden an jdm lassen pot.

aan iem niets [o. geen draad] heel laten

alle Fäden laufen hier zusammen przen.

hier worden de touwtjes in handen gehouden

2. Faden MED.:

ˈla·den¹ <lädt, lud, geladen> [ˈlaːdn̩] CZ. cz. przech.

1. laden a. ELEKTROT. (beladen):

laden

2. laden przen. (sich aufbürden):

laden

ich habe es auf mich geladen

ik heb het op me geladen [o. genomen]

3. laden (mit Munition):

laden

jdn auf den Besen laden pot. (zum Narren halten)

iem voor de gek houden

er hat schief geladen przen. (betrunken)

hij heeft 'm om

ˈre·den¹ [ˈreːdn̩] CZ. cz. przech.

Fraktur mit jdm reden

iem vierkant [o. eens flink] de waarheid zeggen

Gutes über jdn reden

goede dingen over iem vertellen

keine Silbe reden

geen stom woord zeggen

ˈSü·den <Südens> [ˈzyːdn̩] RZ. r.m. kein l.mn. (südliche Gegend, Himmelsrichtung)

zuiden r.n.

in den Süden fahren

naar het Zuiden gaan

nach dem Süden reisen

naar het Zuiden gaan

der Wind kommt von Süden

de wind komt uit het zuiden

ˈAn·den [ˈandn̩] RZ. l.mn.

Andes(gebergte)

ˈir·den [ˈɪrdn̩] PRZYM. (aus Ton)

ˈJod·ler <Jodlers, Jodler> [ˈjoːdlɐ] RZ. r.m.

1. Jodler (Person):

2. Jodler (Lied):

3. Jodler (Jodelruf):

ˈan·öden [ˈanʔøːdn̩] CZ. cz. przech.

1. anöden pot. (langweilen):

dieser Film ödet mich an

ik vind deze film stierlijk vervelend

2. anöden pot. (belästigen):

ˈsen·den¹ <sandte, gesandt> [ˈzɛndn̩] CZ. cz. przech.

ˈwen·den¹ <wandte, gewandt> [ˈvɛndn̩] CZ. cz. nieprzech.

wenden a. SPORT, MOT. (drehen)

wenden a. SPORT, MOT. (drehen)

keren

wenden a. SPORT, MOT. (drehen)

bitte wenden!

bitte wenden!

z.o.z.

Przeszukaj słownik

niemiecki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski