Tłumaczenia dla hasła „erzdumm“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

krumm <krummer[o. krümmer], (am) krummst(en)[o. (am) krümmst(en)] > [krʊm] PRZYM.

1. krumm:

krumm (nicht rund)

krom

krumm (nicht rund)

gekromd

krumm (gebogen)

gebogen

keinen Finger krumm machen przen.

geen vinger uitsteken

sich krumm- und schieflachen przen.

zich krom lachen

jdn krumm und lahm schlagen

iem bont en blauw [o. halfdood] slaan

jdn krumm und lahm schlagen

iem duchtig afrossen

2. krumm pot. (unehrlich):

krumm przen. pej.

krom

krumm przen. pej.

oneerlijk

krumm przen. pej.

slinks

krumm przen. pej.

bedrieglijk

etw auf die krumme Tour versuchen

langs slinkse wegen iets trachten te bereiken

krumme Dinge(r) drehen

kromme [o. slinkse] streken uithalen

krumme Finger machen

lange vingers hebben

krumme Finger machen

stelen

dumm <dümmer, (am) dümmst(en)> [dʊm] PRZYM.

1. dumm pot. (geistig beschränkt):

dumm

dom

dumm

stom

dümmer sein, als die Polizei erlaubt

zo dom zijn als het achtereind van een varken

dümmer sein, als die Polizei erlaubt

oerdom zijn

immer wieder einen Dummen finden

steeds weer iem vinden, die erin trapt

jdn für dumm verkaufen

denken dat iem een sukkel is

du willst mich wohl für dumm verkaufen!

je denkt zeker dat ik achterlijk ben!

dumm geboren, nichts dazugelernt

hopeloos dom

sich dumm und dämlich suchen

zich suf zoeken

2. dumm (albern):

dumm

dom

dumm

dwaas

dumm

onnozel

der dumme August

de clown (in een circus)

ein dummes Gesicht machen

heel onnozel kijken

immer der Dumme sein

altijd voor iets moeten opdraaien

immer der Dumme sein

altijd de klos [o. sigaar] zijn

sich dumm stellen

zich van den domme houden

dummes Zeug reden

onzin verkopen

3. dumm (unklug):

dumm

dom

dumm

onverstandig

dumm

ondoordacht

4. dumm pot. (ärgerlich):

dumm

onaangenaam

dumm

naar

dumm

pijnlijk

das hätte dumm ablaufen [o. ausgehen ] können

dat had vervelend kunnen aflopen

er ist mir dumm gekommen

hij is brutaal tegen mij geworden

jdm ist/wird etw zu dumm

iem heeft ergens schoon genoeg van/begint ergens schoon genoeg van te krijgen

jdm ist/wird etw zu dumm

iem wordt het te bont [o. bar]

5. dumm:

dumm

duizelig

dumm

dizzy

der Lärm macht mich ganz dumm

het lawaai maakt me helemaal suf [o. duizelig]

die Dummen werden nicht alle [o. sterben nicht aus] przysł.

geen jaarmarkt zonder ezels

dumm hat(')s meiste Glück przysł.

de gekken krijgen de kaart

stroh·ˈdumm PRZYM. pot.

strohdumm

oliedom

strohdumm

oerstom

Przykłady jednojęzyczne (niezredagowane i niesprawdzone przez PONS)

niemiecki

Mit dieser steigernden Wirkung steht die Silbe auch vor Eigenschaftsworten: erzgescheit, erzdumm, erzfaul, erzböse, erzkonservativ oder erzkatholisch.

de.wikipedia.org