Tłumaczenia dla hasła „dichter“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

dich·ter <dichter|s> [dɪxtər] RZ. r.m.

dichter

Dichter r.m.

dicht¹ [dɪxt] PRZYM.

1. dicht (met weinig tussenruimte):

dicht

dicht

de auto's reden dicht bij elkaar

die Autos fuhren dicht an dicht

in dichte drommen

scharenweise

dichte mist

dichter Nebel

dicht op elkaar wonen

dicht gedrängt wohnen

goud is een dichte stof

Gold ist ein Stoff von großer Dichte

zich dicht tegen iem aanvlijen

sich eng an jdn anschmiegen

2. dicht:

dicht (gesloten)

geschlossen

dicht (gesloten)

zu

dicht (op slot)

verschlossen

alle hoofdwegen zaten dicht

alle Hauptstraßen waren verstopft

mijn neus zit dicht

meine Nase ist verstopft

dicht² [dɪxt] PRZYSŁ. (op geringe afstand)

dicht

nahe

dicht

dicht

dicht

hart

dicht bij het doel zijn

dem Ziel nahe sein

dicht bij de wind houden

hart am Wind segeln

we zijn dicht bij de stad

wir sind dicht bei der Stadt

dicht bij zijn werk wonen

in der Nähe des Arbeitsplatzes wohnen

hij is dicht bij de vijftig

er ist nahe an die fünfzig

dichter tot elkaar komen przen.

sich C. näherkommen

Tłumaczenia dla hasła „dichter“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈDich·ter(in) <Dichters, Dichter> [ˈdɪçtɐ] RZ. r.m.(r.ż.)

Dichter(in)

dichter(dichteres) r.m. (r.ż.)

Dichter(in)

schrijver(schrijfster) r.m. (r.ż.)

Dichter(in)

poëet(poëete) r.m. (r.ż.)

ein dramatischer Dichter

een schrijver van toneelstukken

dicht¹ [dɪçt] PRZYM.

1. dicht (eng beieinander):

dicht

dicht

dicht an [o. bei ] dicht

dicht opeen

ein dicht besiedeltes/bevölkertes Land

een dichtbewoond/dichtbevolkt land

dicht gedrängt

dicht opeengepakt

ein dichtes Programm

een vol programma

2. dicht (undurchdringlich):

dicht bewölkt

dicht [o. zwaar] bewolkt

zwroty:

nicht ganz dicht sein pot. pej.

niet goed snik zijn

dicht² [dɪçt] PRZYSŁ. (örtlich)

dicht

dichtbij

dicht an jdm vorbeigehen

dicht [o. vlak] langs iem lopen

dicht beim Winde segeln

vlak onder de wind zeilen

ˈdicht·be·sie·delt, ˈdicht be·sie·delt PRZYM.

dichtbesiedelt → dicht

Zobacz też dicht , dicht

dicht² [dɪçt] PRZYSŁ. (örtlich)

dicht

dichtbij

dicht an jdm vorbeigehen

dicht [o. vlak] langs iem lopen

dicht beim Winde segeln

vlak onder de wind zeilen

dicht¹ [dɪçt] PRZYM.

1. dicht (eng beieinander):

dicht

dicht

dicht an [o. bei ] dicht

dicht opeen

ein dicht besiedeltes/bevölkertes Land

een dichtbewoond/dichtbevolkt land

dicht gedrängt

dicht opeengepakt

ein dichtes Programm

een vol programma

2. dicht (undurchdringlich):

dicht bewölkt

dicht [o. zwaar] bewolkt

zwroty:

nicht ganz dicht sein pot. pej.

niet goed snik zijn

ˈdicht·be·wölkt, ˈdicht be·wölkt PRZYM.

dichtbewölkt → dicht

Zobacz też dicht , dicht

dicht² [dɪçt] PRZYSŁ. (örtlich)

dicht

dichtbij

dicht an jdm vorbeigehen

dicht [o. vlak] langs iem lopen

dicht beim Winde segeln

vlak onder de wind zeilen

dicht¹ [dɪçt] PRZYM.

1. dicht (eng beieinander):

dicht

dicht

dicht an [o. bei ] dicht

dicht opeen

ein dicht besiedeltes/bevölkertes Land

een dichtbewoond/dichtbevolkt land

dicht gedrängt

dicht opeengepakt

ein dichtes Programm

een vol programma

2. dicht (undurchdringlich):

dicht bewölkt

dicht [o. zwaar] bewolkt

zwroty:

nicht ganz dicht sein pot. pej.

niet goed snik zijn

ˈdicht·ge·drängt, ˈdicht ge·drängt PRZYM.

dichtgedrängt → dicht

Zobacz też dicht , dicht

dicht² [dɪçt] PRZYSŁ. (örtlich)

dicht

dichtbij

dicht an jdm vorbeigehen

dicht [o. vlak] langs iem lopen

dicht beim Winde segeln

vlak onder de wind zeilen

dicht¹ [dɪçt] PRZYM.

1. dicht (eng beieinander):

dicht

dicht

dicht an [o. bei ] dicht

dicht opeen

ein dicht besiedeltes/bevölkertes Land

een dichtbewoond/dichtbevolkt land

dicht gedrängt

dicht opeengepakt

ein dichtes Programm

een vol programma

2. dicht (undurchdringlich):

dicht bewölkt

dicht [o. zwaar] bewolkt

zwroty:

nicht ganz dicht sein pot. pej.

niet goed snik zijn

Przykładowe zdania ze słowem dichter

een werkelijk groot dichter

ein wahrhaft großer Dichter

dichter tot elkaar komen przen.

sich C. näherkommen

een episch dichter

ein Epiker

haar geliefkoosde dichter

ihr Lieblingsdichter

die dichter schrijft zeer oorspronkelijk

dieser Dichter schreibt sehr originell

een dichter bij Gods genade

ein gottbegnadeter Dichter

om wat dichter bij huis te blijven przen.

um näher beim Thema zu bleiben

dat is dichter bij de waarheid

das kommt der Wahrheit näher

als dichter geeft hij zijn vader niets toe

als Dichter steht er seinem Vater in nichts nach

wat is hij nu bij een dichter als Achterberg?

was ist er überhaupt gegen einen Dichter wie Achterberg?

een schrijver van toneelstukken

ein dramatischer Dichter

een blaaskaak van een dichter

ein aufgeblähter Dichter

een tragicus [o. treurspeldichter]

ein tragischer Dichter

een dichte mist hing boven de weilanden

dichter Nebel lag über den Wiesen

de dichter/het gedicht bezingt de liefde

der Dichter/das Gedicht singt von der Liebe