W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niderlandzko » niemiecki

niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

lot·je
oot·je: rzeczownik
pot·je: rzeczownik
zoot·je: rzeczownik
ot·ter: rzeczownik
of·te: spójnik
opoe: rzeczownik
oa·se: rzeczownik
ode: rzeczownik
olie: rzeczownik
or·de: rzeczownik
ome: rzeczownik
ou·we: rzeczownik

Widzisz podobne wyniki: potje , ootje , lotje , zootje , otter , ouwe , ome , orde , olie , ode , oase , opoe i ofte

lot·je [lɔcə]

hij is van lotje getikt

er hat nicht alle Tassen im Schrank

oot·je [ocə] RZ. r.n. geen l.mn.

in het ootje nemen

zum Besten halten

pot·je <potje|s> [pɔcə] RZ. r.n.

1. potje:

potje (kleine pot)

Töpfchen r.n.

potje (glas)

Glas r.n.

geen potje zo scheef of er past een dekseltje op przysł.

jeder Topf findet seinen Deckel

geen potje zo scheef of er past een dekseltje op przysł.

für jeden Topf findet sich ein Deckel

2. potje (partijtje) SPORT:

potje

Partie r.ż.

een potje huilen/vechten/vrijen

weinen/kämpfen/schmusen

een potje kaarten

eine Partie Karten spielen

zoot·je <zootje|s> [zocə] RZ. r.n.

1. zootje (grote hoeveelheid):

zootje

Menge r.ż.

2. zootje:

zootje (rommeltje: spullen)

Krempel r.m. pej.

zootje (rommeltje: toestand)

Schlamperei r.ż. pej.

het is me daar een zootje

dort herrscht eine Lotterwirtschaft pej.

hij kon met zijn (hele) zootje inpakken

er konnte seinen Krempel einpacken pej.

een zootje ongeregeld

eine Horde Chaoten

ot·ter <otter|s> [ɔtər] RZ. r.m.

otter

Otter r.m.

zweten als een otter

schwitzen wie ein Affe

of·te [ɔftə] SPÓJ.

nooit ofte nimmer

nie und nimmer

opoe <opoe|s> [opu] RZ. r.ż.

1. opoe (grootmoeder):

opoe

Oma r.ż.

opoe

Omi r.ż.

opoe

Großmama r.ż.

2. opoe (oude vrouw):

opoe

Oma r.ż.

opoe

alte(s) Mütterchen r.n.

oa·se <oase|n, oase|s> [owazə] RZ. r.ż.

oase

Oase r.ż.

een oase van rust przen.

eine Oase [o. Insel] der Ruhe

ode <ode|n, ode|s> [odə] RZ. r.ż.

ode

Ode r.ż.

een ode aan iem

eine Ode auf jdn

olie <oliën, olie|s> [oli] RZ. r.ż.

olie

Öl r.n.

afgewerkte olie

Altöl r.n.

naar olie boren

nach Öl bohren

olie in de wond(en) gieten przen.

den Schmerz lindern

olie op het vuur gooien

Öl ins Feuer gießen [o. schütten]

de Heilige Olie ontvangen rel.

die Letzte Ölung erhalten

plantaardige olie

Pflanzenöl r.n.

ruwe olie

Rohöl r.n.

de olie verversen

Ölwechsel machen

olie op de golven gieten przen.

Öl auf die Wogen gießen

olie op de golven gieten przen.

die Gemüter beruhigen

or·de <orde|n, orde|s> [ɔrdə] RZ. r.ż.

1. orde (regelmatige plaatsing):

orde

Ordnung r.ż.

voor de goede orde

der Ordnung halber [o. wegen]

in goede orde ontvangen

in gutem Zustand erhalten

kleren in orde brengen

Kleider in Ordnung bringen

zij waren snel weer op orde

bei ihnen herrschte schon bald wieder Ordnung

2. orde (geregelde toestand, rust):

orde

Ordnung r.ż.

in strijd met de goede orde handelen

gegen die Ordnung verstoßen

de orde handhaven

die Ordnung aufrechterhalten

dat is in orde

das ist in Ordnung

ik ben weer in orde pot.

ich bin wieder auf dem Damm

(dat) komt in orde!

(das) geht in Ordnung!

(dat) komt in orde!

das wird erledigt!

dat maak ik wel in orde

das bringe ich schon in Ordnung

dat vind ik niet in orde

das finde ich nicht in Ordnung

dat komt vanzelf wel in orde

das gibt sich von selbst

de openbare orde

die öffentliche Ordnung

de orde verstoren/herstellen

die Ordnung stören/wiederherstellen

orde op zaken stellen (voor orde zorgen)

Ordnung schaffen

orde op zaken stellen (voor duidelijkheid zorgen)

klare Verhältnisse schaffen

3. orde (vastgestelde opeenvolging):

orde

Ordnung r.ż.

iets aan de orde stellen

etw zur Sprache bringen

aan de orde van de dag zijn przen.

an der Tagesordnung sein

tot de orde van de dag overgaan

zur Tagesordnung übergehen

iem tot de orde roepen przen.

jdn zur Ordnung rufen

4. orde (vereniging van personen):

orde

Orden r.m.

de orde van advocaten

die Anwaltskammer

de orde van de benedictijnen

der Benediktinerorden

een geestelijke orde

ein geistlicher Orden

5. orde (klasse):

orde

Ordnung r.ż.

in die orde van grootte

in dieser Größenordnung

6. orde biol.:

orde

Ordnung r.ż.

7. orde SZT.:

orde

Baustil r.m.

ome RZ. r.m.

ome → oom

Zobacz też oom

oom <oom|s> [om] RZ. r.m. (familielid)

oom

Onkel r.m.

oom agent

das Auge des Gesetzes

een hoge oom

ein hohes Tier

ou·we <ouwe|n> [ɑuwə] RZ. r.m.

1. ouwe (baas):

ouwe

Boss r.m.

2. ouwe scheepv. (kapitein):

ouwe

Alte(r) r.m.

3. ouwe (vader):

ouwe

Alte(r) r.m.

4. ouwe (oude jenever):

ouwe

alte(r) Genever r.m.

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Tłumaczenia dla hasła „otje“ w niderlandzko » niemiecki słowniku (Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

lot·je [lɔcə]

oot·je [ocə] RZ. r.n. geen l.mn.

pot·je <potje|s> [pɔcə] RZ. r.n.

1. potje:

2. potje (partijtje) SPORT:

zoot·je <zootje|s> [zocə] RZ. r.n.

1. zootje (grote hoeveelheid):

2. zootje:

ot·ter <otter|s> [ɔtər] RZ. r.m.

of·te [ɔftə] SPÓJ.

opoe <opoe|s> [opu] RZ. r.ż.

1. opoe (grootmoeder):

2. opoe (oude vrouw):

oa·se <oase|n, oase|s> [owazə] RZ. r.ż.

ode <ode|n, ode|s> [odə] RZ. r.ż.

olie <oliën, olie|s> [oli] RZ. r.ż.

or·de <orde|n, orde|s> [ɔrdə] RZ. r.ż.

1. orde (regelmatige plaatsing):

2. orde (geregelde toestand, rust):

3. orde (vastgestelde opeenvolging):

4. orde (vereniging van personen):

5. orde (klasse):

6. orde biol.:

7. orde SZT.:

ome RZ. r.m.

ome → oom

Zobacz też oom

oom <oom|s> [om] RZ. r.m. (familielid)

ou·we <ouwe|n> [ɑuwə] RZ. r.m.

1. ouwe (baas):

2. ouwe scheepv. (kapitein):

3. ouwe (vader):

4. ouwe (oude jenever):

Przeszukaj słownik

Linki do dodatkowych informacji z zewnątrz

Komentarze i uwagi

Trener słownictwa

Synonyms

Moja historia wyszukiwania