W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „zuleid“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

gul·heid: rzeczownik
be·leid: rzeczownik
ge·leid: przymiotnik i przysłówek
zuid: rzeczownik
dol·heid: rzeczownik
fel·heid: rzeczownik
ijl·heid: rzeczownik
lui·heid: rzeczownik
oud·heid: rzeczownik
ruw·heid: rzeczownik
zul·len: czasownik
zulks: zaimek
ar·beid: rzeczownik
be·reid: przymiotnik i przysłówek
ge·heid: przymiotnik i przysłówek

Widzisz podobne wyniki: gulheid , zuid , geleid , beleid , ruwheid , oudheid , luiheid , ijlheid , felheid , dolheid , geheid , bereid , arbeid , zulks i zullen

gul·heid <gul|heden> [ɣʏlhɛɪt] RZ. r.ż.

gulheid (vrijgevigheid)

Freigebigkeit r.ż.

gulheid (vrijgevigheid)

Großzügigkeit r.ż.

gulheid (hartelijkheid)

Herzlichkeit r.ż.

be·leid [bəlɛit] RZ. r.n. geen l.mn.

1. beleid (wijze van behandeling):

Politik r.ż.

het beleid inzake de woningbouw

die Wohnungsbaupolitik

2. beleid (overleg):

Umsicht r.ż.

met beleid te werk gaan

umsichtig vorgehen

ge·leid [ɣəlɛit] PRZYM.

de geleide economie

die Planwirtschaft

zuid¹ [zœyt] RZ. r.ż. geen l.mn.

zuid

Süden r.m.

zuid meteo., scheepv.

Süd r.m. ndm.

dol·heid <dol|heden> [dɔlhɛit] RZ. r.ż.

1. dolheid (ziektetoestand):

Tollwut r.ż.

2. dolheid (dwaze streek):

Unfug r.m.

fel·heid [fɛlhɛɪt] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. felheid:

felheid (hevigheid)

Heftigkeit r.ż.

felheid (tegen iets of iem gericht)

Schärfe r.ż.

felheid (van licht)

Grelle r.ż.

felheid (kou)

Schärfe r.ż.

2. felheid (vurigheid):

Heftigkeit r.ż.

ijl·heid <ijl|heden> [ɛɪlhɛɪt] RZ. r.ż.

Dünne r.ż.

ijlheid (van geluid)

Schwäche r.ż.

lui·heid [lœyhɛit] RZ. r.ż. geen l.mn.

Faulheit r.ż.

Trägheit r.ż.

oud·heid <oud|heden> [ɑuthɛit] RZ. r.ż.

1. oudheid (het oud-zijn):

Alter r.n.

2. oudheid (het verre verleden):

Altertum r.n.

de klassieke oudheid

das klassische Altertum

de klassieke oudheid

een verzameling van oudheden

eine Antikensammlung

ruw·heid <ruw|heden> [rywhɛɪt] RZ. r.ż.

1. ruwheid (oneffenheid):

Rauheit r.ż.

2. ruwheid (ongevoeligheid):

Rohheit r.ż.

Grobheit r.ż.

3. ruwheid (onbeschaafdheid):

Rohheit r.ż.

Derbheit r.ż.

Ungeschliffenheit r.ż.

4. ruwheid (hardhandigheid):

Rohheit r.ż.

Derbheit r.ż.

zul·len² <zou> [zʏlə(n)] CZ. mod cz. pos.

zou je niet eens naar bed gaan?

solltest du nicht allmählich ins Bett gehen?

het zal je gebeuren!

stell dir das mal vor!

het zou wat

na, und?

je zult dat laten

du sollst das lassen

men zou menen (dat ...)

man sollte meinen, (dass ...)

hij zou zijn ouders niet meer terugzien

er sollte seine Eltern nicht wiedersehen

de trein zou juist vertrekken

der Zug sollte gerade abfahren

dat zal wel

dat zal wel

ah ja?

het zal je kind maar wezen! iron.

≈ mit so einem Kind hat man aber wirklich Glück!

wie zou daar wonen?

wer mag dort wohnen?

wij zouden om 9 uur bij het station zijn (afspraak)

wir sollten um 9 Uhr am Bahnhof sein

zulks [zʏlks] ZAIM. wsk. zaim.

so etw

ar·beid [ɑrbɛit] RZ. r.m. geen l.mn.

Arbeit r.ż.

aan de arbeid gaan

sich an die Arbeit machen

de clandestiene arbeid

die Schwarzarbeit

de Partij van de Arbeid

die Arbeiterpartei

arbeid adelt przysł.

na gedane arbeid is het goed rusten przysł.

nach getaner Arbeit ist gut ruhn

be·reid [bərɛit] PRZYM.

1. bereid (genegen te doen):

bereid zijn om te helpen

hilfsbereit sein

zich tot iets bereid verklaren

sich zu etw bereit erklären

2. bereid (gereedgemaakt):

parat

ge·heid¹ [ɣəhɛit] PRZYM. (onmiskenbaar)

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski