Tłumaczenia dla hasła „nekt“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

nett [nɛt] PRZYM.

1. nett (liebenswert):

nett

aardig

nett

leuk

nett

sympathiek

nett zu jdm sein

aardig voor [o. vriendelijk tegenover] iem zijn

seien Sie bitte so nett und reichen Sie mir das Buch

zou u zo vriendelijk willen zijn mij het boek aan te reiken

2. nett:

nett (angenehm)

net

nett (angenehm)

leuk

nett (sauber, tadellos)

keurig

3. nett pot. (beträchtlich):

nett

aardig

nett

flink

eine nette Summe

een aardig sommetje

4. nett pot. iron. (unerfreulich):

nett

mooi

nett

leuk

das kann ja nett werden!

dat kan leuk worden!

Sekt <Sekt(e)s, Sekte> [zɛkt] RZ. r.m.

Sekt

Duitse champagne

Nest <Nest(e)s, Nester> [nɛst, nɛstɐ] RZ. r.n.

1. Nest (Brutstätte):

Nest a. przen.

nest r.n.

ein Nest von Schmugglern ausheben

een smokkelaarsnest uitroeien

ein Nest von Schmugglern ausheben

een smokkelaarsbende oprollen

ein Nest ausnehmen

een nest uithalen

das eigene Nest beschmutzen przen.

zijn eigen nest bevuilen

sich ins gemachte [o. warme] Nest setzen pot. przen.

een goede partij doen

2. Nest a. WOJSK. (Versteck, Unterschlupf):

Nest

nest r.n.

Nest

schuilplaats

3. Nest (Dutt):

Nest

haarwrong

Nest

dot

4. Nest pot. (Bett):

Nest

nest r.n.

Nest

bed r.n.

5. Nest pot. pej. (Kaff):

Nest

(afgelegen) nest r.n.

Nest

negorij

Nest

gat r.n.

nee [neː] PRZYSŁ. reg. pot.

nee → nein

Zobacz też nein

nein [n͜ain] PRZYSŁ. (Negation)

nein

nee(n)

nein doch!

nee maar!

Nein [o. nein] sagen zu etw C.

iets afslaan

nein, so (et)was! (ach)

nee maar!

nein, so (et)was! (ach)

maar dat is toch niet mogelijk!

nein [n͜ain] PRZYSŁ. (Negation)

nein

nee(n)

nein doch!

nee maar!

Nein [o. nein] sagen zu etw C.

iets afslaan

nein, so (et)was! (ach)

nee maar!

nein, so (et)was! (ach)

maar dat is toch niet mogelijk!

neun [n͜ɔyn] LICZ.

neun

negen

alle neun(e) (Kegeln)

alle negen!

alle neun(e) żart.

prijs!

neu¹ [n͜ɔy ] PRZYM.

1. neu (gerade produziert/erworben/vorhanden):

neu

nieuw

neu

nog niet gebruikt

neu für alt GOSP.

nieuw in ruil voor oud

nicht mehr ganz neu sein pot. przen. (a. bei Personen)

er niet meer zeer nieuw [o. jong] uitzien

2. neu (unbekannt):

neu

nieuw

neu

tot nog toe onbekend

der Neue pot. (Kollege, Lehrling)

de nieuwe

die neue Literatur

de nieuwe [o. moderne] literatuur

ein neuer Mensch geworden sein

een ander mens geworden zijn

die neu(e)ste Mode

de laatste mode

die Neue Welt

de Nieuwe Wereld

3. neu (kürzlich, jüngst):

neu

nieuw

neu

recent

neu

modern

neueren Datums

van jongere [o. recentere] datum

seit neuestem

sedert korte tijd

die neu(er)en Sprachen

de nieuwe [o. moderne] talen

in neuester Zeit

de laatste tijd

4. neu (erneut):

neu

nieuw

neu

ander

neu

volgend

aufs Neue

opnieuw

aufs Neue

nog eens

eine neue Flasche Bier

een nieuwe fles bier

eine neue Flasche Bier

nog een fles bier

von neuem

opnieuw

von neuem

nog eens

5. neu (frisch):

neu

nieuw

neu

vers

neu

pas gekweekt

neue Kartoffeln

nieuwe aardappelen

Takt <Takt(e)s, Takte> [takt] RZ. r.m.

1. Takt:

Takt MUZ., LIT.

maat

Takt MUZ., LIT.

versmaat

den Takt angeben

de maat aangeven

den Takt angeben przen.

het voor het zeggen hebben

aus dem Takt kommen

uit de maat gaan [o. raken]

aus dem Takt kommen przen.

van slag raken

aus dem Takt kommen przen.

van de wijs (ge)raken

jdn aus dem Takt bringen przen.

iem van de wijs brengen

mit jdm ein paar Takte reden müssen pot. przen.

met iem een hartig woordje moeten spreken

2. Takt (Taktgefühl) kein l.mn.:

Takt

tact

Takt

kiesheid

3. Takt (Rhythmus) kein l.mn.:

Takt

ritme r.n.

4. Takt TECHNOL. (eines Motors):

Takt

slag

5. Takt TECHNOL.:

Takt (Arbeitsschritt)

deel r.n. van een bewerking

Takt (Phase (am Fließband))

fase (aan de lopende band)

6. Takt INF. (Schritt):

Takt

step

Akt <Akt(e)s, Akte> [akt] RZ. r.m.

1. Akt (Handlung):

Akt

handeling

Akt

daad

Akt

akt(e)

ein Akt der Barmherzigkeit

een daad [o. werk] van barmhartigheid

2. Akt (Zeremonie):

Akt

plechtigheid

Akt

ceremonie

3. Akt (Koitus):

Akt

geslachtsdaad

4. Akt (Aufzug eines Theaterstücks):

Akt

akte

Akt

bedrijf r.n.

der letzte Akt eines Dramas przen.

het laatste bedrijf van een drama

5. Akt (Darstellung eines nackten Menschen):

Akt

naakt(studie)

Akt

naaktschilderij

Akt

naakttekening

6. Akt PR. (Prozess):

Akt

proces r.n.

Akt

rechtsgeding r.n.

Akt

procedure

7. Akt (Varieteetheater):

Akt

nummer r.n.

Akt

act

Pakt <Pakt(e)s, Pakte> [pakt] RZ. r.m.

Pakt

pact r.n.

Pakt

verdrag r.n.

Pakt

verbond r.n.

Fakt <Fakt(e)s, Fakten[o. Fakts] > [fakt] RZ. r.m. r.n. r.n.

Fakt

feit r.n.

ˈNek·tar <Nektars, Nektare> [ˈnɛktar] RZ. r.m.

Nektar

nectar