Tłumaczenia dla hasła „pasgang“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈAus·gang RZ. r.m.

1. Ausgang:

Ausgang (das Ausgehen)

uitgang

Ausgang (das Ausgehen)

het uitgaan

Ausgang (Wanderung)

wandeling

Ausgang (Ausflug)

uitstap(je)

sich zum Ausgang fertig machen

zich klaarmaken om uit te gaan

2. Ausgang WOJSK. (Erlaubnis zum Ausgehen):

Ausgang

uitgangsdag

das Dienstmädchen hat morgen Ausgang

het dienstmeisje heeft morgen haar vrije dag

3. Ausgang (Weg nach draußen):

Ausgang

uitgang

Ausgang

uitgangsdeur

4. Ausgang:

Ausgang (Ablauf, Resultat)

afloop

Ausgang (Ablauf, Resultat)

resultaat r.n.

Ausgang (Ende)

einde r.n.

am Ausgang des Mittelalters

op het einde van de middeleeuwen

ein Unfall mit tödlichem Ausgang

een ongeval met (een) dodelijke afloop

einen guten/schlechten Ausgang nehmen

goed/slecht eindigen

5. Ausgang (Ausgangspunkt) kein l.mn.:

Ausgang

uitgangspunt r.n.

seinen Ausgang von etw/jdm nehmen

van iets/iem uitgaan [o. vertrekken]

6. Ausgang ADM. (Versand, Sendung, Lieferung) kein l.mn.:

Ausgang

verzending

7. Ausgang ADM. (ausgehende Waren, Post) meist l.mn.:

Ausgang

uitgaande post [o. goederen]

Pas·ˈsant(in) <Passanten, Passanten> [paˈsant] RZ. r.m.(r.ż.)

Passant(in)

passant(passante) r.m. (r.ż.)

Passant(in)

voorbijganger(voorbijgangster) r.m. (r.ż.)

ˈpas·sen² [ˈpasn̩] CZ. cz. przech. pot. MODA

passen

passen

passen

afpassen

passen

afmeten

ˈAb·gang <Abgangs, Abgänge> RZ. r.m.

1. Abgang (Ausscheiden aus einem Amt) meist l.poj.:

Abgang

het weggaan

Abgang

het heengaan

Abgang

vertrek r.n.

jdm den Abgang decken

iems aftocht dekken

der Abgang der Postpakete

de verzending van de postpakketten

sich einen glänzenden Abgang sichern [o. (ver)schaffen ] przen. (Absprung)

een schitterende indruk achterlaten

der Abgang von der Schule

het verlaten van de school

2. Abgang (Entlastung) kein l.mn.:

Abgang

afgang

Abgang

ontlasting

Abgang

lozing

3. Abgang (das Sterben):

Abgang

dood

Abgang

overlijden r.n.

4. Abgang (Weg nach unten):

Abgang

uitgang

Abgang

weg naar beneden

5. Abgang GOSP. (Absatz, Verkauf) kein l.mn.:

Abgang

afzet

Abgang

verkoop

ˈUm·gang RZ. r.m.

1. Umgang (gesellschaftlicher Verkehr):

Umgang

omgang

Umgang

verkeer r.n.

Umgang

gezelschap r.n.

guten/schlechten Umgang haben

in goed/slecht gezelschap verkeren

guten/schlechten Umgang haben

in goede/slechte kringen verkeren

mit jdm Umgang haben [o. pflegen]

met iem omgaan [o. omgang hebben]

2. Umgang (Beschäftigung):

Umgang

om(me)gang

Umgang

processie

3. Umgang:

Umgang SZT., ARCHIT.

omloop

Umgang SZT., ARCHIT.

omgang

ˈZu·gang <Zugang(e)s, Zugänge> RZ. r.m.

1. Zugang (Eingang):

Zugang

toegang

Zugang

ingang

den Zugang zur modernen Literatur nicht finden przen.

de moderne literatuur niet (kunnen) begrijpen

2. Zugang (Zunahme, Zuwachs):

Zugang

toename

Zugang

nieuweling

Zugang

aanwinst

der Zugang an Gemälden

de aanwinsten aan schilderijen

ein großer Zugang von Schülern

een grote toename van het aantal scholieren

3. Zugang (Zutritt, Zugriff):

Zugang

toegankelijkheid

ˈEin·gang RZ. r.m.

1. Eingang:

Eingang (Tür, Tor)

deur

Eingang (Tür, Tor)

poort

Eingang (Zugang)

ingang

am Eingang des Dorfes

daar, waar het dorp begint

2. Eingang selten (Zugang zu einem Personenkreis):

Eingang

ingang

Eingang

toegang

etw Eingang verschaffen

iets ingang doen vinden

3. Eingang (Beginn) kein l.mn.:

Eingang

begin r.n.

Eingang

aanvang

der Eingang eines Aufsatzes

het begin [o. de inleiding] van een opstel

4. Eingang (Erhalt von Post, Waren) kein l.mn.:

Eingang

het binnenkomen [o. inkomen]

Eingang

ontvangst

Eingang vorbehalten GOSP.

onder voorbehoud van ontvangst

5. Eingang (eingetroffene Sendungen) meist l.mn.:

Eingang

ingekomen post [o. stukken] [o. goederen]

ˈVor·gang RZ. r.m.

Vorgang (Prozess)

voorval r.n.

Vorgang (Geschehnis)

gebeurtenis

ˈWeg·gang <Weggang(e)s> [ˈvɛk-] RZ. r.m. kein l.mn. podn.

Weggang

vertrek r.n.

Weggang

het heengaan

ˈHer·gang RZ. r.m. meist l.poj.

Hergang

toedracht

Hergang

(ver)loop