niderlandzko » niemiecki

ge·schre·ven CZ.

geschreven volt. deelw. van schrijven², schrijven³

Zobacz też schrijven , schrijven , schrijven

schrij·ven3 <schreef, h. geschreven> [sxrɛivə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. schrijven (geschikt zijn om mee te schrijven):

ge·schre·den CZ.

geschreden volt. deelw. van schrijden

Zobacz też schrijden

schrij·den <schreed, i. geschreden> [sxrɛidə(n)] CZ. cz. nieprzech.

in·ge·schre·ven [ɪŋɣəsxrevə(n)] PRZYM.

2. ingeschreven wisk.:

af·schrob·ben <schrobde af, h. afgeschrobd> [ɑfsxrɔbə(n)] CZ. cz. przech.

be·schrij·ven <beschreef, h. beschreven> [bəsxrɛivə(n)] CZ. cz. przech.

1. beschrijven (schrijven op):

3. beschrijven (opsommen):

4. beschrijven (het beloop van een gebogen lijn):

verbriefte(n) Rechte l.mn.

toe·schrij·ven <schreef toe, h. toegeschreven> [tusxrɛivə(n)] CZ. cz. przech.

1. toeschrijven (wijten aan):

ge·schrok·ken CZ.

geschrokken volt. deelw. van schrikken¹, schrikken², schrikken³

Zobacz też schrikken , schrikken , schrikken

schrik·ken2 <schrikte, i. geschrikt> [sxrɪkə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. schrikken (met een schok van zijn plaats gaan):

2. schrikken (plotseling afgekoeld worden):

schrik·ken1 <schrikte, h. geschrikt> [sxrɪkə(n)] CZ. cz. przech.

1. schrikken (plotseling afkoelen):

2. schrikken (plotseling in kokend water brengen):

ma·chi·ne·schrij·ven [mɑʃinəsxrɛɪvə(n)] CZ. alleen inf.

ge·schrift <geschrift|en> [ɣəsxrɪft] RZ. r.n.

ge·schrijf [ɣəsxrɛɪf] RZ. r.n. geen l.mn. ook pej.

Schreiberei r.ż. pej.
Geschreibe r.n. pej.

ge·schreeuw [ɣəsxrew] RZ. r.n. geen l.mn.

op·ge·schroefd [ɔpxəsxruft] PRZYM.

ge·krie·bel [ɣəkribəl] RZ. r.n. geen l.mn.

1. gekriebel (gekietel):

Kribbelei r.ż.

2. gekriebel (onduidelijk schrift):

Kritzelei r.ż. pot.
Gekritzel r.n. pot.

schrob·ben <schrobde, h. geschrobd> [sxrɔbə(n)] CZ. cz. przech.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski