W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niderlandzko » niemiecki

niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

vroeg: przymiotnik i przysłówek
vroeg: czasownik

vroeg¹ <vroege, vroeger, vroegst> [vrux] PRZYM.

vroeg

früh

een te vroeg geboren kind

eine Frühgeburt

de vroege groenten

das Frühgemüse

vroeg in het voorjaar

zeitig im Frühjahr

vroeg of laat

früher oder später

vroeg of laat

über kurz oder lang

de vroege middeleeuwen

das Frühmittelalter

in de vroege morgen

am frühen Morgen

op zijn vroegst

frühestens

een vroege Pasen

frühe Ostern l.mn.

's morgens vroeg

frühmorgens

vanmorgen vroeg

heute früh

zo vroeg mogelijk

möglichst früh

vroeg aan zijn eind komen

ein frühes Ende finden

vroeg rijp, vroeg rot przysł.

was bald reif wird, wird bald faul

vroeg² CZ.

vroeg 3. os. l.poj. cz. prz. van vragen¹, vragen²

Zobacz też vragen , vragen

vra·gen² <vraagde/vroeg, h. gevraagd> [vraɣə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. vragen (informeren):

vragen

fragen nach

vragen

sich erkundigen nach

naar iem vragen

sich nach jdm erkundigen

2. vragen (het onvermijdelijk maken):

vragen

herausfordern

om moeilijkheden vragen

Schwierigkeiten herausfordern

vra·gen¹ <vroeg, h. gevraagd> [vraɣə(n)] CZ. cz. przech.

1. vragen (een vraag stellen):

vragen

fragen nach +B.

iem het hemd van het lijf [o. de oren van het hoofd] vragen

jdm ein Loch in den Bauch fragen

daar vraag je wat

da bin ich überfragt

als ik vragen mag, bent u getrouwd?

darf ich fragen, ob Sie verheiratet sind?

mij wordt gevraagd of …

ich werde gefragt, ob …

een politieagent de weg vragen

einen Polizisten nach dem Weg fragen

2. vragen (verzoeken):

vragen

bitten +B.

een inlichting vragen

um eine Auskunft bitten

(iem) om raad vragen

(jdn) um Rat fragen

iem om opheldering vragen

jdn um Aufklärung bitten

een vader om de hand van zijn dochter vragen

bei einem Vater um die Hand seiner Tochter anhalten

een vuurtje vragen

um Feuer bitten

het woord vragen

sich zu Wort melden

Przykładowe zdania ze słowem vroeg

vroeg rijp, vroeg rot przysł.

was bald reif wird, wird bald faul

vanmorgen vroeg

heute früh

vroeg in de ochtend

am frühen Morgen

vroeg uit de veren

früh aus den Federn

vroeg in het voorjaar

zeitig im Frühjahr

vroeg in de morgen

früh am Morgen

vroeg of laat

früher oder später

's morgens vroeg

frühmorgens

zo vroeg mogelijk

möglichst früh

het is morgen vroeg dag

morgen fängt der Tag früh an

vroeg in de weer zijn

früh auf den Beinen sein

een te vroeg geboren kind

eine Frühgeburt

vroeg aan zijn eind komen

ein frühes Ende finden

zijn vrouw is hem vroeg ontvallen

seine Frau ist ihm früh (durch den Tod) genommen worden

het kind is vroeg volwassen geworden

das Kind ist früh gereift

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Tłumaczenia dla hasła „vroeg“ w niderlandzko » niemiecki słowniku (Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

vroeg1 <vroege, vroeger, vroegst> [vrux] PRZYM.

vroeg2 CZ.

vroeg 3. os. l.poj. cz. prz. van vragen¹, vragen²

Zobacz też vragen , vragen

vra·gen2 <vraagde/vroeg, h. gevraagd> [vraɣə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. vragen (informeren):

2. vragen (het onvermijdelijk maken):

vra·gen1 <vroeg, h. gevraagd> [vraɣə(n)] CZ. cz. przech.

1. vragen (een vraag stellen):

2. vragen (verzoeken):

3. vragen (ondervragen):

4. vragen (uitnodigen):

5. vragen (verlangen):

6. vragen (nodig hebben):

7. vragen (verlangen tonen om te bezitten):

Przykładowe zdania ze słowem vroeg

Przeszukaj słownik

Linki do dodatkowych informacji z zewnątrz

Komentarze i uwagi

Trener słownictwa

Synonyms

Moja historia wyszukiwania

vroeg¹ <vroege, vroeger, vroegst> [vrux] PRZYM.

vroeg² CZ.

vra·gen² <vraagde/vroeg, h. gevraagd> [vraɣə(n)] CZ. cz. nieprzech.

vra·gen¹ <vroeg, h. gevraagd> [vraɣə(n)] CZ. cz. przech.