W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „Kopfes“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

kom·pres: rzeczownik
ko·pen: czasownik
ko·per: rzeczownik
ko·pie: rzeczownik
kop·je: rzeczownik
kop·pel: rzeczownik
kop·pen: czasownik
kof·fer: rzeczownik
ko·pe·ren: przymiotnik i przysłówek
ko·pi·ist: rzeczownik
kop·werk: rzeczownik
ko·pij: rzeczownik
ko·pra: rzeczownik
kop·bal: rzeczownik
kop·pig: przymiotnik i przysłówek
kop·rol: rzeczownik
kop: rzeczownik
koest: przymiotnik i przysłówek
koop·je: rzeczownik

Widzisz podobne wyniki: kompres , koffer , koppen , koppel , kopje , kopie , koper , kopen , kopwerk , kopiist , koperen , koopje , koest , kop , koprol , koppig , kopbal , kopra i kopij

kom·pres <kompres|sen> [kɔmprɛs] RZ. r.n.

Kompresse r.ż.

Umschlag r.m.

Packung r.ż.

ko·pen <kocht, h. gekocht> [kopə(n)] CZ. cz. przech.

bij/van iem kopen

bei/von jdm kaufen

wat koop ik ervoor? przen.

was habe ich davon?

gekochte moordenaars

gekaufte [o. gedungene] Mörder l.mn.

iems stilzwijgen kopen

sich C. jds Stillschweigen erkaufen

een treinkaartje kopen

eine Fahrkarte lösen

voor 50 euro waren kopen

für 50 Euro Waren kaufen

zich in een firma kopen

sich in eine Firma einkaufen

ko·per² <koper|s> [kopər] RZ. r.m.

Käufer r.m.

kosten (voor rekening van de) koper

Kosten zulasten des Käufers

ko·pie <kopie|ën> [kopi] RZ. r.m.

1. kopie (duplicaat):

Kopie r.ż.

Vervielfältigung r.ż.

een illegale kopie

2. kopie (fotokopie):

Kopie r.ż.

Fotokopie r.ż.

3. kopie (afdruk van een foto, film):

Kopie r.ż.

Abzug r.m.

kop·je <kopje|s> [kɔpjə] RZ. r.n. (drinkgerei)

Tasse r.ż.

een kopje koffie

eine Tasse Kaffee

kop·pel¹ <koppel|s> [kɔpəl] RZ. r.n.

1. koppel (span):

Gespann r.n.

Zweigespann r.n.

een aardig koppel

ein nettes Gespann

een koppel paarden

ein Pferdegespann

2. koppel (paartje):

Paar r.n.

Pärchen r.n.

3. koppel (vlucht):

Schar r.ż.

4. koppel nat.:

Drehmoment r.n.

kop·pen <kopte, h. gekopt> [kɔpə(n)] CZ. cz. przech.

1. koppen SPORT:

2. koppen (de kop afsnijden):

3. koppen (melden):

kof·fer <koffer|s> [kɔfər] RZ. r.m.

Koffer r.m.

hij kan zijn koffer(s) wel pakken przen.

er kann die Koffer packen

ko·pe·ren [kopərə(n)] PRZYM.

Kupfer-

kupfer-

een koperen ketting

eine kupferne Kette

koperen muziekinstrumenten

Blechblasinstrumente l.mn.

de koperen bruiloft

der zwölfeinhalbjährige Hochzeitstag

ko·pi·ist <kopiist|en> [kopijɪst] RZ. r.m.

Kopist r.m.

kop·werk [kɔpwɛrk] RZ. r.n. geen l.mn.

Führungsarbeit r.ż.

ko·pij <kopij|en> [kopɛi] RZ. r.ż.

Manuskript r.n.

Druckvorlage r.ż.

kopij (getypt)

Typoskript r.n.

ko·pra [kopra] RZ. r.ż. geen l.mn.

Kopra r.ż.

kop·bal <kopbal|len> [kɔbɑl] RZ. r.m.

Kopfball r.m.

Kopfstoß r.m.

kop·pig <koppige, koppiger, koppigst> [kɔpəx] PRZYM.

1. koppig:

koppig (halsstarrig)

koppig (halsstarrig)

koppig (halsstarrig)

koppig (kinderen vooral)

2. koppig (naar het hoofd stijgend):

zu Kopfe steigend

kop·rol <koprol|len> [kɔprɔl] RZ. r.m.

Rolle r.ż. (vorwärts)

koprol (spel)

Purzelbaum r.m.

kop <kop|pen> [kɔp] RZ. r.m.

1. kop pot.:

kop (hoofd)

Kopf r.m.

kop (bij mens ook formeel)

Haupt r.n.

kop (mond, gezicht)

Klappe r.ż.

halt die Klappe!

iem een kop(je) kleiner maken

jdn (um) einen Kopf kürzer [o. kleiner] machen

dat zal me de kop niet kosten przen.

das wird mich nicht umbringen

op zijn kop krijgen przen.

eins auf den Deckel kriegen

iem op zijn kop geven przen.

jdm den Kopf waschen

zich niet op zijn kop laten zitten przen.

sich C. nicht auf der Nase herumtanzen lassen

de kop opsteken przen.

wieder aufkommen [o. aufleben]

zich over de kop werken przen.

sich zu Tode arbeiten

met kop en schouders boven iem uitsteken przen.

jdm haushoch überlegen sein

er zit kop noch staart aan przen.

es hat weder Hand noch Fuß

de koppen bij elkaar steken przen.

die Köpfe zusammenstecken

zich voor de kop schieten

sich C. eine Kugel durch den Kopf schießen

2. kop:

kop (bovenste, voorste, uiterste gedeelte)

Kopf r.m.

kop (golf, schuim)

Krone r.ż.

kop (van asperges, van een groep, stoet)

Spitze r.ż.

kop (van een tafel)

Kopfende r.n.

kop SPORT

Spitze r.ż.

aan kop gaan SPORT

die Spitze nehmen

iets bij de kop vatten przen. (werk)

etw in Angriff nehmen

iets bij de kop vatten (thema)

sich C. etw vornehmen

de zaal stond op zijn kop przen.

der Saal stand Kopf

de dingen op hun kop zetten

alles auf den Kopf stellen

op kop [o. aan (de) kop] liggen SPORT

in Führung liegen

op zijn kop staan/iets op zijn kop houden

kopfstehen/etw verkehrt herum halten

over de kop gaan [o. slaan]

sich überschlagen

de kop van Overijssel

der nördliche Teil der Provinz Overijssel

een kop van schuim op een glas bier

eine Schaumkrone auf einem Glas Bier

de kop van een spijker

der Kopf eines Nagels

3. kop (drinkgerei):

kop

Tasse r.ż.

een kop koffie

eine Tasse Kaffee

hij heeft een stijve [o. harde ] kop

er hat einen Dickkopf [o. Dickschädel]

4. kop:

kop (krantenkop)

Kopf r.m.

kop (krantenkop)

Überschrift r.ż.

kop (vette kop)

Schlagzeile r.ż.

veel aan zijn kop hebben

viel um die Ohren haben

iem aan zijn kop zeuren

jdm in den Ohren liegen

iets doen met een dronken/dolle kop

etw in betrunkenem/erregtem Zustand tun

iets de kop indrukken (gerucht)

zum Schweigen bringen

iets de kop indrukken (verschijnselen)

een knappe kop

ein kluger Kopf

met een kwaaie kop weglopen

verärgert davonlaufen

kop of munt

op de kop af

iets op de kop tikken

de kop van een pijp

der Pfeifenkopf

koest [kust] PRZYM.

hou jij je maar koest!

sei du bloß still!

zich koest houden

sich ruhig verhalten

koop·je <koopje|s> [kopjə] RZ. r.n.

1. koopje:

koopje (voordeeltje)

Gelegenheitskauf r.m.

koopje (Werbung)

Gelegenheit r.ż.

koopjes halen [o. doen ]

günstig (ein)kaufen

dat is een koopje

das ist ein günstiger Kauf

daar heb je een koopje aan

da hast du einen guten Kauf gemacht

2. koopje (grap):

Streich r.m.

iem een koopje leveren [o. bezorgen ]

jdm eine schöne Suppe einbrocken

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski