W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „Reste“ w niderlandzko » niemiecki słowniku (Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

res·ten: czasownik
ges·te: rzeczownik
ren·te: rzeczownik
eer·ste: liczebnik
resp.
pi·ste: rzeczownik
bus·te: rzeczownik
was·te: czasownik
res·tant: rzeczownik
re·ser·ve: rzeczownik
res·pect: rzeczownik
ju·ris·te: rzeczownik
lief·ste: rzeczownik
over·ste: rzeczownik
re·cet·te: rzeczownik

Widzisz podobne wyniki: resten , rente , geste , eerste , waste , buste , piste , resp. , recette , overste , liefste , juriste , respect , reserve i restant

res·ten <restte, h. gerest> [rɛstə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. resten (te doen, te zeggen blijven):

hem restte niets meer dan ...

ihm blieb nichts anderes übrig, als ...

nu rest mij nog te verklaren dat …

als Letztes muss ich nur noch erklären, …

2. resten (nog beschikbaar zijn):

(übrig) bleiben

ons resten nog twee staanplaatsen

uns bleiben noch zwei Stehplätze

ges·te <geste|s> [ʒɛstə] RZ. r.ż.

1. geste (lichaam):

Geste r.ż.

Gebärde r.ż.

2. geste przen.:

Geste r.ż.

ren·te <rente|n, rente|s> [rɛntə] RZ. r.ż.

1. rente (vaste uitkering):

Rente r.ż.

2. rente (vergoeding voor het lenen van een geldsom):

Zins r.m.

een goede rente maken van zijn kapitaal

sein Kapital gut verzinsen

met (een) hoge rente

hochverzinslich

iets met rente teruggeven przen.

etw mit Zinsen heimzahlen

rente op rente

Zinseszins r.m.

geld op rente zetten

Geld verzinslich anlegen

rente opbrengen/afwerpen

Zinsen bringen/tragen

de lening tegen rente

das verzinsliche Darlehen

tegen 3 procent rente

zu 3 % Zinsen

tegen 3 procent rente

mit dreiprozentiger Verzinsung

vrij van rente

effecten met (een) vaste rente

festverzinsliche Effekten l.mn.

rente wegens te late betaling

Verzugszinsen l.mn.

eer·ste [erstə] LICZ.

erste(r) r.m.

erste r.ż.

erste(s) r.n.

als eerste eindigen

Erster werden r.m.

als eerste eindigen

Erste werden r.ż.

de eerste dag van de week

der erste Tag der Woche

het is vandaag de eerste

heute ist der Erste

hij is niet de eerste de beste pot.

er ist nicht irgendwer

bij de eerste de beste gelegenheid

bei der erstbesten Gelegenheit

op het eerste gezicht

auf den ersten Blick

eerste hulp (bij ongelukken)

eerste keus tafelkleden

Tischdecken erster Wahl

eerste klas reizen

erster Klasse fahren

de eerste levensbehoeften

der Grundlebensbedarf

de eerste minister

der Premierminister

in [o. op] de eerste plaats

an erster Stelle

in [o. op] de eerste plaats

de eerste prijs

der erste Preis

van de eerste tot de laatste

vom Ersten bis zum Letzten

resp. [rɛspɛktivələk]

resp.

resp.

resp.

bzw.

Zobacz też respectievelijk , respectievelijk , respectievelijk

res·pec·tie·ve·lijk³ [rɛspɛktivələk] SPÓJ.

respectievelijk

beziehungsweise

res·pec·tie·ve·lijk² [rɛspɛktivələk] PRZYSŁ.

respectievelijk

res·pec·tie·ve·lijk¹ [rɛspɛktivələk] PRZYM.

respectievelijk

pi·ste <piste|s, piste|n> [pistə] RZ. r.ż.

Piste r.ż.

bus·te <buste|s, buste|n> [bystə] RZ. r.ż.

1. buste (boezem):

Busen r.m.

Büste r.ż.

zij heeft een mooie buste

sie hat eine gut geformte Büste

2. buste (borstbeeld; paspop):

Büste r.ż.

een gipsen buste

eine Gipsbüste

was·te CZ.

waste 3. os. l.poj. cz. prz. van wassen², wassen³, wassen⁴

Zobacz też wassen , wassen , wassen , wassen

was·sen⁴ <wies, i. gewassen> [wɑsə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. wassen (groeien):

2. wassen:

wassen (stijgen: water)

wassen (stijgen: water)

wassen (stijgen: maan)

was·sen³ <waste, h. gewast> [wɑsə(n)] CZ. cz. przech. (met was bestrijken)

was·sen² <waste, h. gewassen> [wɑsə(n)] CZ. cz. przech.

1. wassen (reinigen):

het vuile goed wassen

die (schmutzige) Wäsche waschen

de vaat wassen

das Geschirr spülen

de vaat wassen

zich wassen

zich schoon wassen przen.

sich reinwaschen

2. wassen SZT.:

3. wassen kaarten:

de gewassen pentekening

die getuschte Zeichnung

was·sen¹ [wɑsə(n)] PRZYM.

Wachs-

wachs-

een wassen beeld

ein Wachsbild r.n.

res·tant <restant|en> [rɛstɑnt] RZ. r.n.

Rest r.m.

restant econ.

Restposten r.m.

een restant aan eergevoel przen.

ein Rest Ehrgefühl

het restant van de oplage

die Restauflage

de opruiming van restanten

der Resteverkauf

re·ser·ve <reserve|s> [rəzɛrvə] RZ. r.ż.

1. reserve:

reserve (noodvoorraad)

Reserve r.ż.

reserve (geld)

Rücklage r.ż.

een reserve aanleggen

Reserven anlegen

zijn reserves aanspreken

seine Reserven antasten

fysieke/geestelijke reserves

körperliche/psychische Reserven l.mn.

iets in reserve hebben przen.

etw in der Hinterhand haben

2. reserve (plaatsvervanger):

Ersatz r.m.

Ersatzmann r.m.

reserve SPORT

Ersatzspieler r.m.

reserve SPORT

Reservespieler r.m.

eerste reserve

erste(r) Ersatzmann r.m.

3. reserve (groep personen die gereed gehouden worden):

Reserve r.ż.

Ersatz r.m.

de reserve oproepen

die Reserve einberufen

4. reserve:

reserve (terughoudendheid)

Reserve r.ż. kein l.mn.

reserve (terughoudendheid)

Zurückhaltung r.ż.

reserve (voorbehoud)

Vorbehalt r.m.

zonder enige reserve

zonder enige reserve

onder reserve

unter Vorbehalt

5. reserve (kapitaal):

Reserve r.ż. meist l.mn.

Rücklagen l.mn.

res·pect [rɛspɛkt] RZ. r.n. geen l.mn.

Respekt r.m.

Achtung r.ż.

respect afdwingen (persoon)

sich C. Respekt verschaffen

met diep respect

in tiefer Ehrfurcht

iets dwingt respect af

etw erfordert Respekt

respect inboezemen

Respekt einflößen

met alle respect, maar …

bei allem Respekt, aber …

met alle respect

bei allem Respekt

iem met het verschuldigde respect bejegenen

jdm mit dem nötigen Respekt begegnen

daar heb ik respect voor

respect voor iem koesteren

Respekt vor jdm haben

met alle respect voor zijn prestatie

bei allem Respekt vor seiner Leistung

zonder enig respect

ju·ris·te <juriste|s, juriste|n> [jyrɪstə] RZ. r.ż.

juriste forma żeńska od jurist

Zobacz też jurist

ju·rist <jurist|en> [jyrɪst] RZ. r.m.

Jurist r.m.

lief·ste <liefste|n> [lifstə] RZ. r.m. en r.ż.

1. liefste (geliefde):

Liebste(r) r.ż. (r.m.)

Geliebte(r) r.ż. (r.m.)

2. liefste (aanspreekvorm):

Liebste(r) r.ż. (r.m.)

Liebling r.m.

over·ste <overste|n> [ovərstə] RZ. r.m.

1. overste mil.:

Oberstleutnant r.m.

2. overste (hoofd van een geestelijke vereniging):

Obere(r) r.m.

3. overste rel. (hoofd):

Oberst r.m.

re·cet·te <recette|s> [rəsɛtə] RZ. r.ż.

Einnahmen l.mn.

Erlös r.m.

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski