Tłumaczenia dla hasła „peron“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

per·ron <perron|s> [pɛrɔn] RZ. r.n.

perron

Bahnsteig r.m.

per·soon <per|sonen> [pɛrson] RZ. r.m.

persoon

Person r.ż.

zij is de aangewezen persoon (meest geschikte)

sie ist die geeignete Person

zij is de aangewezen persoon (in aanmerking komende)

sie ist die Hauptkandidatin

zonder aanzien des persoons

ohne Ansehen der Person

het werkwoord staat in de eerste persoon enkelvoud taalk.

das Verb steht in der ersten Person Singular

de duivel in eigen persoon

der leibhaftige Teufel

hij is de gierigheid in persoon

er ist Geiz in Person

per·sen <perste, h. geperst> [pɛrsə(n)] CZ. cz. przech.

persen

pressen

zich door een nauwe doorgang persen

sich durch einen engen Durchlass zwängen

grammofoonplaten persen

Schallplatten pressen

naden persen

Nähte glatt bügeln

olie persen

Öl pressen

vouwen in een broek persen

Falten in eine Hose bügeln

ba·ron <baron|nen> [barɔn] RZ. r.m.

1. baron:

baron (adellijk persoon)

Baron r.m.

baron (Duitse baron)

Freiherr r.m.

mijnheer de baron (aanspreektitel)

Herr Baron

2. baron (in sammenstelling):

baron

-baron r.m.

baron

-magnat r.m.

per [pɛr] PRZYIM.

1. per (door, via):

per

per +B.

iets per post verzenden

etw per Post schicken

2. per (voor, bij, in):

per

pro +B.

iets per gewicht verkopen

etw nach Gewicht verkaufen

het kost 3 euro per stuk

es kostet 3 Euro pro Stück

3. per (met ingang van):

per

ab +C. o B.

per

an +C.

per econ.

per

per 1 maart opzeggen

zum 1. März kündigen

per 1 februari ingaan

am 1. Februar in Kraft treten

per 1 februari ingaan

ab (dem) 1. Februar gelten

per adres

per Adresse

perk <perk|en> [pɛrk] RZ. r.n.

1. perk:

perk (vlak in een tuin)

Beet r.n.

perk (lang, voor sierplanten)

Rabatte r.ż.

2. perk przen. (begrenzing):

perk

Grenze r.ż.

perk

Schranke r.ż. meist l.mn.

binnen de perken blijven

sich in Grenzen halten

zijn verbeelding binnen de perken houden

seine Fantasie in Grenzen halten

paal en perk stellen aan (een einde maken aan)

ein Ende machen +C.

paal en perk stellen aan (beteugelen)

Schranken setzen +C.

alle perken te buiten gaan

jedes Maß übersteigen

3. perk SPORT ook przen.:

perk (afgebakende ruimte)

Feld r.n.

perk (strijdperk)

Schranken l.mn.

perk (voor vee)

Pferch r.m.

pers¹ <perzen> [pɛrs] RZ. r.m. (tapijt)

pers

Perser r.m.

per·go·la <pergola|'s> [pɛrɣola] RZ. r.ż.

pergola

Pergola r.ż.

per·cent <percent|en> [pɛrsɛnt] RZ. r.n.

percent

Prozent r.n.

gemiddeld vier percent zijn

durchschnittlich um die vier Prozent liegen

pe·ri·o·de <periode|s, periode|n> [perijodə] RZ. r.ż.

periode

Periode r.ż.

periode (groter tijdvak)

Zeitraum r.m.

periode (heel groot tijdvak)

Ära r.ż.

de klassieke periode

die Klassik

een verschrikkelijke periode

eine schlimme Zeit

che·vron <chevron|s> [ʃəvrɔn] RZ. r.m.

chevron

Chevron r.m. form.

chevron

Dienstgradabzeichen r.n.

neu·tron <neutron|en, neutron|s> [nœytrɔn, nøtrɔn] RZ. r.n. nat.

neutron

Neutron r.n.

pe·lo·ton <peloton|s> [pelətɔn] RZ. r.n.

1. peloton mil.:

peloton

Zug r.m.

2. peloton SPORT:

peloton

Feld r.n.

peloton

Hauptfeld r.n.

in een gesloten peloton finishen

in geschlossener Formation das Ziel erreichen

zich uit het peloton losmaken

sich vom Feld lösen

pen·si·on <pension|s> [pɛnʃɔn] RZ. r.n.

1. pension (kamerverhuurbedrijf):

pension

Pension r.ż.

2. pension (huisdieren):

pension

Tierheim r.n.

pe·pe·ren <peperde, h. gepeperd> [pepərə(n)] CZ. cz. przech.

peperen

pfeffern

flink gepeperd

ordentlich [o. stark] gepfeffert

een gepeperde rekening przen.

eine gepfefferte Rechnung

per se [pɛrse] PRZYSŁ.

1. per se (absoluut; onvermijdelijk):

per se

unbedingt

dat hoeft niet per se het geval te zijn

das muss nicht unbedingt so sein

iets per se willen

etw unbedingt wollen

2. per se (stellig):

per se

sicher

hij heeft het per se gedaan

er hat es bestimmt [o. sicher] getan

3. per se (op zichzelf):

per se

an (und für) sich

per·zik <perzik|en> [pɛrzɪk] RZ. r.ż.

perzik

Pfirsich r.m.

ma·kron <makron|s, makron|en> [makrɔn] RZ. r.m.

makron

Makrone r.ż.