W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niemiecko » niderlandzki

Tłumaczenia dla hasła „plenst“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

Dienst: rzeczownik
ˈun·ernst: przymiotnik i przysłówek
ˈPle·num: rzeczownik
Plebs: rzeczownik
ˈplei·te: przymiotnik i przysłówek
Dunst: rzeczownik
einst: przysłówek
ernst: przymiotnik i przysłówek
Ernst: rzeczownik
Gunst: rzeczownik
Kunst: rzeczownik
sonst: przysłówek
Wanst: rzeczownik
Brunst: rzeczownik
ˈpla·nen: czasownik przechodni

Widzisz podobne wyniki: Dienst , unernst , planen , Brunst , Wanst , sonst , Kunst , Gunst , Ernst , ernst , einst , Dunst , pleite , Plebs i Plenum

Dienst <Dienst(e)s, Dienste> [diːnst] RZ. r.m.

1. Dienst (berufliche Tätigkeit):

Dienst

dienst

Dienst

betrekking

Dienst

baan

außer Dienst

buiten dienst

außer Dienst

in ruste

außer Dienst

gepensioneerd

jdm den Dienst aufkündigen

iem ontslaan

2. Dienst (unterstützende Tätigkeit):

Dienst

dienst

Dienst

hulp

Dienst

service

Dienst am Kunden

klantenservice

jdm gute Dienste erweisen [o. leisten ] [o. tun ]

iem goede diensten bewijzen

jdm den Dienst versagen

het begeven

jdm den Dienst versagen

het laten afweten

zu jds [o. jdm zu ] Diensten sein [o. stehen]

iem van dienst zijn

zu jds [o. jdm zu ] Diensten sein [o. stehen]

tot iems dienst staan

3. Dienst (Amt):

Dienst

dienst(tak)afdeling

Dienst

beheer r.n.

Dienst

instelling

dem gehobenen/mittleren Dienst angehören

tot het hoger personeel/tot het middenkader behoren

4. Dienst (Arbeitszeit) kein l.mn.:

Dienst

dienst ook fig.

Dienst

werk r.n.

Dienst habend [o. tuend ]

dienstdoend

Dienst habend [o. tuend ]

van dienst

Dienst nach Vorschrift machen

een stiptheidsactie houden [o. voeren]

Offizier vom Dienst

dienstdoend officier

Dienst ist Dienst und Schnaps ist Schnaps przysł.

≈ dienst gaat voor het meisje

ˈun·ernst PRZYM.

unernst

niet ernstig [o. serieus]

ˈPle·num <Plenums> [ˈpleːnʊm] RZ. r.n. kein l.mn. POLIT.

Plenum

plenaire vergadering

Plebs <Plebses> [plɛps, pleːps] RZ. r.m. kein l.mn. pej.

Plebs

plebs r.n.

Plebs

gepeupel r.n.

ˈplei·te [ˈpl͜aitə] PRZYM.

1. pleite pot. (bankrott):

pleite

bankroet

pleite

failliet

pleite

op de fles

pleite sein

failliet [o. bankroet] zijn

2. pleite pot. żart. (blank sein):

pleite

blut

pleite

platzak

Dunst <Dunst(e)s, Dünste> [dʊnst] RZ. r.m.

1. Dunst (Dampf):

Dunst

damp

Dunst

nevel

jdm blauen Dunst vormachen pot.

iem iets op de mouw spelden [o. een rad voor de ogen draaien]

sich in (blauen) Dunst auflösen

in rook opgaan

keinen (blassen) Dunst von etw haben

ergens geen flauw benul [o. idee] van hebben

2. Dunst (Ausdünstung):

Dunst

damp

Dunst

wasem

Dunst

uitwaseming

3. Dunst (Geruch):

Dunst

walm

Dunst

stank

4. Dunst WOJSK. kein l.mn.:

Dunst

beschieting

Dunst kriegen

beschoten worden

einst [ ͜ainst] PRZYSŁ.

1. einst (früher):

einst

eens

einst

eertijds

einst

ooit

2. einst podn. (in Zukunft):

einst

eens

einst

eenmaal

einst

in de toekomst

ernst [ɛrnst] PRZYM.

ernst

ernstig

ernste Absichten

serieuze bedoelingen

jdn ernst nehmen

iem au sérieux nemen

jdn ernst nehmen

iem voor vol aanzien

es steht ernst um den Kranken

de toestand van de zieke is ernstig

es wird ernst

het wordt menens

Ernst <Ernstes> [ɛrnst] RZ. r.m. kein l.mn.

Ernst

ernst

das ist nicht Ihr Ernst!

dat meent u niet!

im Ernst?

meent u dat echt?

im Ernst?

serieus?

im Ernst!

dat is geen grapje!

tierischer Ernst

volkomen gebrek aan humor

Gunst <Gunst> [gʊnst] RZ. r.ż. kein l.mn. (Wohlwollen)

Gunst

gunst

Gunst

genegenheid

Gunst

welwillendheid

Gunst

gratie

nach Gunst urteilen

partijdig [o. vooringenomen] oordelen

die Gunst des Schicksals

het gelukkige toeval

die Gunst des Schicksals

de fortuin

die Gunst der Umstände (günstige Konstellation)

de gunstige gelegenheid

zu meinen Gunsten

te mijnen gunste

zu meinen Gunsten

in mijn voordeel

Kunst <Kunst, Künste> [kʊnst, ˈkʏnstə] RZ. r.ż.

1. Kunst:

Kunst

kunst

Kunst (Kunstzweig)

kunsttak

Kunst (Kunstform)

kunstvorm

die Akademie der Künste

de Academie voor Schone Kunsten

eine brotlose Kunst

een brodeloze kunst

eine brotlose Kunst przen.

een onnutte bezigheid

die darstellende Kunst

de toneel- en danskunst

sonst [zɔnst] PRZYSŁ.

1. sonst (anders, andernfalls):

sonst

anders

eine Fliege oder sonst ein Insekt

een vlieg of een ander insect

man könnte meinen, er ist sonst jd [o. wer ] pot.

je zou gaan denken dat hij heel wat [o. ik-weet-niet-wat] [o. iets bijzonders] is

wir kommen sonst mal vorbei

we komen wel (op) een andere keer langs

wie könnte es auch sonst sein?

hoe kan [o. kon] het ook anders?

sonst was pot.

iets anders [o. dergelijks]

sonst was pot.

(nog) van alles

sonst was pot.

een en ander

sonst was pot.

heel wat

sonst wie pot.

anders(zins)

sonst wie pot.

hoe dan ook

sonst wie pot.

heel anders

sonst wie pot.

iets bijzonders

sonst wo pot.

ergens anders

sonst wo pot.

elders

sonst wo pot.

waar dan ook

sonst wo pot.

God weet waar

sonst wohin pot.

ergens anders heen

sonst wohin pot.

waar dan ook (heen)

2. sonst (außerdem):

sonst

verder

sonst

anders

sonst

overigens

sonst

nog

sonst noch (et)was? pot. (im Laden, Geschäft)

anders nog iets?

sonst noch (et)was? pot. (im Laden, Geschäft)

dat was het?

hast du sonst noch Fragen?

heb je verder nog vragen?

3. sonst (früher):

sonst

vroeger

wie sonst

(zo)als altijd

wie sonst

(zo)als vroeger

Wanst <Wanst(e)s, Wänste> [vanst, ˈvɛnstə] RZ. r.m.

1. Wanst pot. pej.:

Wanst

pens

Wanst

(dikke) buik

sich C. den Wanst vollschlagen

zich volvreten

2. Wanst pot. pej.:

Wanst

dikbuik

Wanst

dikke man

Brunst <Brunst, Brünste> [brʊnst] RZ. r.ż.

Brunst

bronst

Brunst

bronsttijd

Brunst

bronstigheid

ˈpla·nen [ˈplaːnən] CZ. cz. przech.

1. planen:

planen

plannen maken

planen

ontwerpen

planen

plannen

einen Anschlag planen

een aanslag beramen

2. planen:

planen

van plan [o. voornemens] zijn

Przeszukaj słownik

niemiecki

ich	plane
du	planst
er/sie/es	plant
wir	planen
ihr	plant
sie	planen

Tłumaczenia dla hasła „plenst“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

Dienst <Dienst(e)s, Dienste> [diːnst] RZ. r.m.

1. Dienst (berufliche Tätigkeit):

2. Dienst (unterstützende Tätigkeit):

3. Dienst (Amt):

4. Dienst (Arbeitszeit) kein l.mn.:

ˈun·ernst PRZYM.

ˈPle·num <Plenums> [ˈpleːnʊm] RZ. r.n. kein l.mn. POLIT.

Plebs <Plebses> [plɛps, pleːps] RZ. r.m. kein l.mn. pej.

ˈplei·te [ˈpl͜aitə] PRZYM.

1. pleite pot. (bankrott):

2. pleite pot. żart. (blank sein):

Dunst <Dunst(e)s, Dünste> [dʊnst] RZ. r.m.

1. Dunst (Dampf):

2. Dunst (Ausdünstung):

3. Dunst (Geruch):

4. Dunst WOJSK. kein l.mn.:

einst [ ͜ainst] PRZYSŁ.

1. einst (früher):

2. einst podn. (in Zukunft):

ernst [ɛrnst] PRZYM.

Ernst <Ernstes> [ɛrnst] RZ. r.m. kein l.mn.

Gunst <Gunst> [gʊnst] RZ. r.ż. kein l.mn. (Wohlwollen)

Kunst <Kunst, Künste> [kʊnst, ˈkʏnstə] RZ. r.ż.

1. Kunst:

2. Kunst (Kunstwerke) kein l.mn.:

3. Kunst (Können, Fähigkeit):

4. Kunst (Imitation):

sonst [zɔnst] PRZYSŁ.

1. sonst (anders, andernfalls):

2. sonst (außerdem):

3. sonst (früher):

Wanst <Wanst(e)s, Wänste> [vanst, ˈvɛnstə] RZ. r.m.

1. Wanst pot. pej.:

2. Wanst pot. pej.:

Brunst <Brunst, Brünste> [brʊnst] RZ. r.ż.

ˈpla·nen [ˈplaːnən] CZ. cz. przech.

1. planen:

2. planen:

Przeszukaj słownik

Linki do dodatkowych informacji z zewnątrz

Komentarze i uwagi

Trener słownictwa

Synonyms

Moja historia wyszukiwania