Tłumaczenia dla hasła „lütt“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

litt [lɪt] CZ.

litt 3. pers l.poj. cz. prz. von leiden¹, leiden²

Zobacz też leiden , leiden

ˈlei·den² <litt, gelitten> [ˈl͜aidn̩] CZ. cz. nieprzech.

leiden

lijden

an einer Krankheit leiden

aan een ziekte lijden

ˈlei·den¹ <litt, gelitten> [ˈl͜aidn̩] CZ. cz. przech.

1. leiden (erdulden):

leiden

lijden

leiden

ondervinden

leiden

ondergaan

Ängste leiden

angst(en) uitstaan [o. doorstaan]

2. leiden (mögen):

leiden

lijden

leiden

verdragen

etw (auf den Tod) nicht leiden können

iets (absoluut) niet kunnen uitstaan

ich mochte ihn nie so recht leiden

ik heb hem nooit erg gemogen

3. leiden podn. (dulden):

leiden

dulden

die Sache leidet keinen Aufschub

de zaak duldt geen uitstel

Butt <Butt(e)s, Butte> [bʊt] RZ. r.m.

Butt

bot

Dutt <Dutt(e)s, Dutts[o. Dutte] > [dʊt] RZ. r.m. pot.

Dutt

(haar)knoet(je)

Dutt

dot

Luft <Luft, Lüfte> [lʊft] RZ. r.ż. meist l.poj.

1. Luft (Atemluft) kein l.mn.:

Luft

lucht

jdm die Luft abdrehen [o. abdrücken ] przen. pot.

iem in het nauw brengen

jdm die Luft abdrehen [o. abdrücken ] przen. pot.

iem ruïneren

an die (frische) Luft gehen

naar buiten gaan

an die (frische) Luft gehen

in de buitenlucht komen

Kleider an die Luft hängen

kleren uithangen

jdn an die (frische) Luft setzen [o. befördern] pot.

iem op straat zetten

jdn an die (frische) Luft setzen [o. befördern] pot.

iem de deur uitzetten

jdn an die (frische) Luft setzen [o. befördern] pot.

iem buitengooien

die Luft anhalten przen. pot.

zijn adem inhouden

aus diesem Unternehmen ist die Luft raus przen. pot.

er is geen fut [o. pep] meer in deze onderneming

mir blieb die Luft weg przen. pot.

ik stond paf

hier ist [o. herrscht] dicke Luft przen. pot.

er heerst hier een gespannen sfeer

(frische) Luft schnappen

een luchtje scheppen

(frische) Luft schnappen

een frisse neus halen

jdm geht die Luft aus

iem raakt buiten adem

halt mal die Luft an! przen. pot.

wees eens stil!

halt mal die Luft an! przen. pot.

overdrijf niet zo!

halt mal die Luft an! przen. pot.

schep niet zo op!

Luft holen

ademhalen

Luft holen

adem scheppen

sich in Luft auflösen przen. pot.

in rook opgaan

die Luft ist rein przen.

de kust is vrij

Luft schöpfen podn.

ademhalen

Luft schöpfen podn.

adem scheppen

jdn wie Luft behandeln

doen alsof iem lucht is

2. Luft przen. (Raum über dem Erdboden) kein l.mn.:

in die Luft gehen przen.

uit zijn slof schieten

etw liegt in der Luft

iets zit in de lucht

jdn in der Luft zerreißen pot.

iem afkraken

3. Luft pot. (Platz, Spielraum) kein l.mn.:

Luft

speelruimte

Luft

speling

Luft

ruimte

seinem Unmut Luft machen

zijn ontstemming [o. wrevel] uiten

ich musste mir mal Luft machen

ik moest mijn hart eens luchten

ich konnte mir etw Luft verschaffen

ik kon wat meer bewegingsvrijheid [o. speelruimte] veroveren

frische Luft in etw B. (hinein)bringen

een frisse wind door iets laten waaien

frische Luft in etw B. (hinein)bringen

iets nieuw leven inblazen

frische Luft in etw B. (hinein)bringen

leven in de brouwerij [o. in iets] brengen

Lust <Lust, Lüste> [lʊst] RZ. r.ż.

1. Lust (sexuelles Begehren):

Lust

(zinnelijke) lust

Lust

wellust

Lust

begeerte

Lust

hartstocht

2. Lust (Freude, Verlangen) kein l.mn.:

Lust

zin

Lust

lust

Lust

plezier r.n.

die Lust an etw C.

het plezier in iets verliezen

die Lust an etw C.

geen zin meer in iets hebben

Lust auf einen Spaziergang

zin in een wandeling

Lust verspüren, eine Spritztour zu machen

zin hebben om een uitstapje te maken

ganz wie du Lust hast

net zoals je wil

Lust und Leid veraltet podn.

lief en leed

aus Lust und Liebe

voor zijn plezier

je nach Lust und Laune

naar believen

keine Lust zu etw C. haben

geen zin in iets hebben

laut¹ [l͜aut] PRZYM.

laut

luid(ruchtig)

laut

lawaaierig

laut

druk

laut

hardop

laut lesen

hardop lezen

sei nicht so laut!

maak niet zoveel lawaai!

laut sein

lawaai maken

eine laute Straße

een drukke straat [o. weg]

laut werden przen.

bekend [o. ruchtbaar] worden

eine laute Wohnung

een gehorige woning

Stimmen wurden laut, ...

er gingen stemmen op ...

Gerüchte wurden laut, ...

er rezen geruchten ...

lud [luːt] CZ.

lud 3. pers l.poj. cz. prz. von laden¹, laden²

Zobacz też laden , laden

ˈla·den² <lädt, lud, geladen> [ˈlaːdn̩] CZ. cz. przech.

1. laden (einladen):

laden

uitnodigen

laden

vragen

nur für geladene Gäste

alleen voor genodigden

jdn zum Essen laden podn.

iem te eten vragen

jdn zum Essen laden podn.

iem een maaltijd aanbieden

2. laden PR.:

laden

dagvaarden

laden

oproepen

jdn vor Gericht laden

iem dagvaarden

ˈla·den¹ <lädt, lud, geladen> [ˈlaːdn̩] CZ. cz. przech.

1. laden a. ELEKTROT. (beladen):

laden

laden

2. laden przen. (sich aufbürden):

laden

laden

ich habe es auf mich geladen

ik heb het op me geladen [o. genomen]

3. laden (mit Munition):

laden

laden

jdn auf den Besen laden pot. (zum Narren halten)

iem voor de gek houden

er hat schief geladen przen. (betrunken)

hij heeft 'm om

Blut <Blut(e)s> [bluːt] RZ. r.n. kein l.mn.

Blut

bloed r.n.

bis aufs Blut

tot bloedens toe

bis aufs Blut przen.

tot het uiterste

das macht böses Blut

dat zet kwaad bloed

das schafft böses Blut

dat zet kwaad bloed

er hat Blut geleckt przen.

hij heeft er de smaak van beet [o. te pakken]

ruhig Blut!

rustig (maar)!

ruhig Blut!

kalmte!

Blut übertragen

bloed toedienen

wie Milch und Blut aussehen podn.

een zeer gezonde kleur hebben

kaltes [o. ruhig] Blut bewahren

het hoofd koel houden

Blut ist dicker als Wasser przysł.

≈ het bloed kruipt waar het niet gaan kan

Glut <Glut, Gluten> [gluːt] RZ. r.ż.

Glut (Tabak)

(vuur)gloed

Glut (Tabak)

hitte

Glut przen. a. (Feuer)

vuur r.n.

Glut przen. a.

hartstocht

Glut przen. a.

bezieling

Flut <Flut, Fluten> [fluːt] RZ. r.ż.

1. Flut (angestiegener Wasserstand, Gezeit) kein l.mn.:

Flut

vloed

Ebbe und Flut

eb(be) en vloed

2. Flut podn. (Wassermassen) meist l.mn.:

Flut

water(massa)

Flut

golf r.n.

in den Fluten umkommen

in het water [o. de golven] omkomen

die Fluten des Meeres

de zeebaren

3. Flut przen. (große Menge):

Flut

vloed

Flut

stroom

eine Flut von Briefen/Protesten

een vloed [o. stroom] van brieven/protesten

lädt CZ.

lädt 3. pers l.poj. präs von laden¹, laden², laden³

Zobacz też laden , laden

ˈla·den² <lädt, lud, geladen> [ˈlaːdn̩] CZ. cz. przech.

1. laden (einladen):

laden

uitnodigen

laden

vragen

nur für geladene Gäste

alleen voor genodigden

jdn zum Essen laden podn.

iem te eten vragen

jdn zum Essen laden podn.

iem een maaltijd aanbieden

2. laden PR.:

laden

dagvaarden

laden

oproepen

jdn vor Gericht laden

iem dagvaarden

ˈla·den¹ <lädt, lud, geladen> [ˈlaːdn̩] CZ. cz. przech.

1. laden a. ELEKTROT. (beladen):

laden

laden

2. laden przen. (sich aufbürden):

laden

laden

ich habe es auf mich geladen

ik heb het op me geladen [o. genomen]

3. laden (mit Munition):

laden

laden

jdn auf den Besen laden pot. (zum Narren halten)

iem voor de gek houden

er hat schief geladen przen. (betrunken)

hij heeft 'm om

fett [fɛt] PRZYM.

1. fett (dick, fetthaltig):

fett

vet(rijk)

das macht den Kohl nicht fett

dat haalt niets uit

davon wirst du [o. wird man] nicht fett pot. iron. przen.

daar zul je niet vet van soppen

davon wirst du [o. wird man] nicht fett pot. iron. przen.

dat brengt niet veel op

2. fett (gemästet sein):

fett füttern

vetmesten

3. fett (üppig):

fetter Boden

vette [o. vruchtbare] bodem [o. grond]

4. fett (laut):

eine fette Lache/ Stimme pot. przen.

een vette lach/stem

5. fett DRUK.:

fett gedruckt DRUK.

vet(jes) gedrukt

fette Schlagzeilen

vette koppen

Fette Henne BOT.

vetkruid

Fette Henne BOT.

sedum

Fett <Fett(e)s, Fette> [fɛt] RZ. r.n.

1. Fett (zum Schmieren):

Fett

vet r.n.

sein Fett (ab)bekommen [o. (ab)kriegen ] pot.

zijn vet krijgen

das Fett abschöpfen

het vet afscheppen ook fig.

pflanzliche/tierische Fette

plantaardige/dierlijke vetten

sein Fett (weg)haben pot.

zijn (verdiende) loon [o. straf] gekregen hebben

2. Fett (vom Körper: Fettgewebe) kein l.mn.:

Fett

vet r.n.

Fett ansetzen

vet [o. dik] worden

im [o. in seinem] eigenen Fett ersticken pot.

aan zijn welstand te gronde gaan

von seinem Fett zehren pot. przen.

op zijn vet teren

im Fett schwimmen [o. sitzen] pot.

in het geld zwemmen

Fett schwimmt oben przysł.

vet drijft boven

matt [mat] PRZYM.

1. matt (schwach):

matt

mat

matt

vermoeid

die matten Glieder ausstrecken

de vermoeide ledematen strekken

ganz matt vor Hunger sein

helemaal flauw van de honger zijn

2. matt (ohne Nachdruck):

matt

mat

matt

zwak

matter Beifall

mat applaus

3. matt (glanzlos):

matt

mat

matt

dof

matte Abzüge FOTO

afdrukken op mat papier

4. matt (schwach, flau):

matt

zwak

matt

onbevredigend

matt

flauw

eine matte Entschuldigung

een zwak excuus

5. matt (Spiel: schachmatt):

matt

(schaak)mat

Schach und matt!

(schaak)mat!

jdn matt setzen

iem (schaak)mat zetten

jdn matt setzen przen.

iem schaakmat zetten

jdn matt setzen przen.

iem uitschakelen

nett [nɛt] PRZYM.

1. nett (liebenswert):

nett

aardig

nett

leuk

nett

sympathiek

nett zu jdm sein

aardig voor [o. vriendelijk tegenover] iem zijn

seien Sie bitte so nett und reichen Sie mir das Buch

zou u zo vriendelijk willen zijn mij het boek aan te reiken

2. nett:

nett (angenehm)

net

nett (angenehm)

leuk

nett (sauber, tadellos)

keurig

3. nett pot. (beträchtlich):

nett

aardig

nett

flink

eine nette Summe

een aardig sommetje

4. nett pot. iron. (unerfreulich):

nett

mooi

nett

leuk

das kann ja nett werden!

dat kan leuk worden!

Pott <Pott(e)s, Pötte> [pɔt, ˈpœtə] RZ. r.m.

1. Pott pot. połnocnoniem. (Topf):

Pott

pot

Pott

vaatwerk r.n.

2. Pott pot. połnocnoniem. a. pej.:

Pott

po

zu Pott(e) kommen przen.

met zijn werk klaar komen

zu Pott(e) kommen przen.

een taak afkrijgen

3. Pott pot. połnocnoniem. (Schiff):

Pott

schip r.n.

Pott

schuit

Pott

boot

Przykłady jednojęzyczne (niezredagowane i niesprawdzone przez PONS)

niemiecki

Die später herausgegebene Geschichte vom lütten Snieder, die mit dem „Heldentod“ des lütten Snieders im Kampf gegen die Herero endet, stammt aus der ursprünglichen Romanfassung.

de.wikipedia.org