W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niemiecko » niderlandzki

Tłumaczenia dla hasła „call“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

Ball: rzeczownik
Fall: rzeczownik
Hall: rzeczownik
Wall: rzeczownik
ca.
All: rzeczownik
Dill: rzeczownik
doll: przymiotnik i przysłówek
Fell: rzeczownik
Mull: rzeczownik
Müll: rzeczownik
null: liczebnik
Null: rzeczownik
Soll: rzeczownik
toll: przymiotnik i przysłówek
voll: przymiotnik i przysłówek
will: czasownik
Zoll: rzeczownik
hell: przymiotnik i przysłówek
Moll: rzeczownik

Widzisz podobne wyniki: Wall , Hall , Fall , Ball , Tüll , soll , Moll , hell , Zoll , will , voll , toll , Soll , Null , null , Müll , Mull , Fell , doll , Dill , All i ca.

Ball <Ball(e)s, Bälle> [bal, ˈbɛlə] RZ. r.m.

Ball

bal

am Ball bleiben/sein przen.

aan de bal blijven/zijn

Ball spielen

ballen

Ball spielen

met de bal spelen

Fall <Fall(e)s, Fälle> [fal, ˈfɛlə] RZ. r.m.

1. Fall kein l.mn.:

Fall

val

Fall

het vallen

ten val komen

vallen

ten val brengen

doen vallen

eine Klage zu Fall bringen PR.

een aanklacht afwijzen

2. Fall (Umstand, Angelegenheit):

Fall

geval r.n.

Fall

omstandigheid

auf jeden Fall

in ieder geval

auf jeden Fall

wat er ook moge gebeuren

auf alle Fälle

in ieder geval

auf alle Fälle

wat er ook moge gebeuren

auf alle Fälle

voorzichtigheidshalve

gesetzt den Fall, (dass)

gesteld [o. in de veronderstelling] dat

für den Fall [o. im Fall(e)], dass …

voor het geval dat …

für den Fall [o. im Fall(e)], dass …

indien

den Fall annehmen

(veronder)stellen

den Fall annehmen

aannemen

von Fall zu Fall

van geval tot geval

3. Fall (Vorfall, Ereignis):

Fall

geval r.n.

Fall

voorval r.n.

Fall

gebeurtenis

im vorliegenden Fall

in het onderhavige geval

klarer Fall! pot.

dat is duidelijk!

der Fall liegt so

de zaak zit zo

4. Fall przen. (Untergang) kein l.mn.:

Fall

val

Fall

ondergang

Fall

ongeluk r.n.

5. Fall (von Wasser):

Fall

val

Fall

het dalen

6. Fall PR.:

Fall

geval r.n.

7. Fall MED. (Krankheitsfall):

Fall

(ziekte)geval

8. Fall JĘZ.:

Fall

naamval

jds Fall sein pot.

iem bevallen

jds Fall sein pot.

iems type zijn

jds Fall sein pot.

net iets voor iem zijn

Hall <Hall(e)s, Halle> [hal] RZ. r.m. meist l.poj.

1. Hall (dumpfer Schall):

Hall

klank

Hall

geluid r.n.

2. Hall (Widerhall):

Hall

galm

3. Hall (Echo):

Hall

echo

Wall¹ <Wall(e)s, Wälle> [val, ˈvɛlə] RZ. r.m.

Wall

wal

Wall

dam

ca.

ca.

ca.

Zobacz też circa

ˈcir·ca PRZYSŁ.

circa

ongeveer

circa

circa

All <Alls> [al] RZ. r.n. kein l.mn. podn.

All

(heel)al

All

kosmos

All

universum

Dill <Dill(e)s, Dille> [dɪl] RZ. r.m. BOT.

Dill

dille

doll [dɔl] PRZYM. reg. pot.

doll → toll

Zobacz też toll

toll [tɔl] PRZYM.

1. toll pot. (sehr gut):

toll

fantastisch

toll

geweldig

toll

enig

toll

mieters

toll

tof

ein toller Bursche

een reuzekerel

ein toller Bursche

een toffe kerel [o. vent]

einfach toll!

gewoon fantastisch!

2. toll pot. (töricht, albern):

toll

dwaas

toll

dol

toll

gek

das Tollste an der Geschichte/Sache ist …

het mooiste [o. gekste] van het (hele) verhaal/van de zaak is …

das ist ja ein tolles Ding [o. eine tolle Sache ]!

dat is sterk [o. een kras staaltje] [o. ongehoord] !

es geht dort toll zu

het gaat (er) daar bont [o. woest] aan toe

3. toll pot. (wild):

toll

ontzettend

toll

hels

toll

enorm

ein tolles Treiben

een dolle boel

Fell <Fell(e)s, Felle> [fɛl] RZ. r.n.

1. Fell (Tierhaut):

Fell

(dieren)vel

Fell

(dieren)huid

Fell

vacht

Fell

pels

einer Katze das Fell streicheln

een kat over haar vacht strelen

2. Fell (Haut, Oberfläche):

Fell

vel r.n.

Fell

huid

Fell

pels

das Fell einer Trommel

het vel van een trommel

3. Fell pot. (die Haut betreffend):

Fell

vel r.n.

Fell

huid

ein dickes Fell bekommen/haben przen.

een dikke huid krijgen/hebben

jdm das Fell gerben [o. versohlen ] przen.

iem op zijn huid geven

jdm das Fell gerben [o. versohlen ] przen.

iem op zijn vacht komen

jdm das Fell gerben [o. versohlen ] przen.

iem de pels uitkloppen

jdm das Fell gerben [o. versohlen ] przen.

iem afrossen

ihm [o. ihn] juckt das Fell przen.

hij verlangt een pak slaag

jdm das Fell über die Ohren ziehen przen.

iem de huid [o. het vel] over de oren halen [o. trekken]

nur noch Fell und Knochen sein

niets dan vel en been [o. vel over been] zijn

jdm schwimmen alle [o. die] Felle davon pot.

iem heeft alle hoop verloren

jdm schwimmen alle [o. die] Felle davon pot.

iem ziet zich in zijn hoop [o. verwachtingen] bedrogen

man soll nicht das Fell des Bären verkaufen, bevor man den Bären hat przysł.

men moet de huid van de beer niet verkopen eer men hem geschoten heeft

Mull <Mull(e)s, Mulle> [mʊl] RZ. r.m. meist l.poj. MED.

Mull

mousseline r.ż. of r.n.

Mull

neteldoek

Mull

mul

Müll <Müll(e)s> [mʏl] RZ. r.m. kein l.mn.

Müll

vuilnis r.ż. of r.n.

Müll

afval r.m. of r.n.

Müll

(huis)vuil

null [nʊl] LICZ. (Zahl)

null

nul

auf null drehen [o. stellen]

op nul draaien

auf null drehen [o. stellen]

uitschakelen

gleich null sein (so gut wie nicht vorhanden)

zogoed als nul [o. vrijwel nihil] zijn

null Grad

nul graden

null Komma nichts pot.

nul komma nul

null Komma nichts pot.

helemaal niets

in null Komma nichts fertig sein pot.

in een wip [o. in een mum van tijd] klaar zijn

die Stunde null przen.

het uur nul

null und nichtig

van nul en gener waarde

unter null sinken przen.

beneden nul [o. onder het nulpunt] zakken

eins zu null SPORT

één-nul

Null¹ <Null, Nullen> [nʊl] RZ. r.ż.

1. Null (Zahl):

Null

(cijfer) nul

2. Null pot. pej. (Versager):

Null

nul

Soll <Soll(s), Soll(s)> [zɔl] RZ. r.n.

1. Soll GOSP. (Sollseite):

Soll

debet r.n.

einen Betrag ins Soll eintragen [o. im Soll verbuchen]

een bedrag aan de debetzijde [o. bij het debet] boeken

Soll und Haben

debet en credit

Soll und Haben

activa en passiva

2. Soll GOSP. (Produktionsnorm):

Soll

(productie)norm

das Soll erfüllen [o. erreichen ]

de norm halen

hinter dem Soll zurückbleiben

achterblijven op de gestelde norm

3. Soll przen. (Aufgabe):

Soll

taak

Soll

(gepland) werk r.n.

Soll

verplichting

sein Soll schaffen

zijn taak [o. werk] af krijgen

toll [tɔl] PRZYM.

1. toll pot. (sehr gut):

toll

fantastisch

toll

geweldig

toll

enig

toll

mieters

toll

tof

ein toller Bursche

een reuzekerel

ein toller Bursche

een toffe kerel [o. vent]

einfach toll!

gewoon fantastisch!

2. toll pot. (töricht, albern):

toll

dwaas

toll

dol

toll

gek

das Tollste an der Geschichte/Sache ist …

het mooiste [o. gekste] van het (hele) verhaal/van de zaak is …

das ist ja ein tolles Ding [o. eine tolle Sache ]!

dat is sterk [o. een kras staaltje] [o. ongehoord] !

es geht dort toll zu

het gaat (er) daar bont [o. woest] aan toe

3. toll pot. (wild):

toll

ontzettend

toll

hels

toll

enorm

ein tolles Treiben

een dolle boel

voll [fɔl] PRZYM.

1. voll (gefüllt):

voll

vol

voll

geheel gevuld

aus dem Vollen leben

royaal leven

er kann aus dem Vollen schöpfen

hij zit goed in de slappe was

voll besetzt

geheel [o. helemaal] bezet [o. vol]

ich bin bis oben hin voll pot. (satt)

ik kan werkelijk niet meer op

den Kopf voll haben

diep in de zorgen zitten

von etw/jdm die Nase (gestrichen) voll haben pot.

van iets/iem zijn buik vol hebben

im Vollen leben

in luxe leven

in die Vollen gehen pot. (mit aller Wucht)

er flink tegenaan gaan

in die Vollen gehen pot. (mit aller Wucht)

geld verkwisten

ins Volle greifen

het er goed van nemen

das Maß ist voll

de maat is vol

ein volles Leben

een rijk [o. gevuld] leven

vor Angst die Hose voll machen pot.

het van angst in de broek doen

voll sein pot. (betrunken)

zat zijn

voll und bei segeln

vol en bij zeilen

2. voll:

voll (vollkommen)

vol

voll (vollkommen)

volkomen

voll (vollständig)

volledig

nicht mehr voll arbeiten

geen volle dagtaak meer hebben

ein voller Erfolg

een groot [o. geweldig] succes

aus vollem Halse [o. voller Kehle ] singen

uit volle borst zingen

der Zug fährt immer 10 nach voll pot.

de trein vertrekt altijd 10 over het hele uur

voll spielen SPORT

met volledige inzet spelen

3. voll (kräftig):

voll

vol

voll

krachtig

voll

intens

voll

diep

volle Farben

volle [o. diepe] kleuren

will [vɪl] CZ.

will 3. pers l.poj. präs von wollen², wollen³, wollen⁴

Zobacz też wollen , wollen , wollen , wollen

ˈwol·len⁴ <wollte, hat wollen> [ˈvɔlən] CZ. vb modal

ˈwol·len³ <wollte, hat gewollt> [ˈvɔlən] CZ. cz. nieprzech. (den Willen haben)

wollen

willen

dem sei, wie ihm wolle CH veraltet

hoe het ook zij

wie Sie wollen!

zoals u wilt!

ˈwol·len² <wollte, hat gewollt> [ˈvɔlən] CZ. cz. przech.

1. wollen (vorhaben, bezwecken):

wollen

willen

was will der dir schon?

wat zou hij nou tegen jou kunnen ondernemen?

da ist nichts zu wollen pot.

daar valt niets aan te doen [o. veranderen]

das ist alles so gewollt

dat is allemaal zo gekunsteld [o. gemaakt]

sein Recht/seine Ruhe wollen

zijn recht/rust willen [o. verlangen]

er sei, wer er wolle

wie of wat hij ook is

2. wollen (benötigen):

wollen

nodig hebben

die Hunde wollen ihre Pflege

de honden moeten verzorgd worden

was du nicht willst, das man dir tu, das füg auch keinem andern zu przysł.

wat gij niet wilt wat u geschiedt, doe dat ook een ander niet

je mehr man hat, je mehr man will przysł.

hoe meer men heeft, hoe meer men begeert

ˈwol·len¹ [ˈvɔlən] PRZYM. MODA

wollen (aus Wolle)

wollen

wollen (aus Wolle)

van wol

Zoll¹ <Zoll(e)s, Zoll> [ ͜tsɔl] RZ. r.m. (Längenmaß)

Zoll

duim

jeder Zoll [o. Zoll für Zoll] [o. in jedem Zoll] ein Herr

op-en-top een heer

hell [hɛl] PRZYM.

1. hell (nicht dunkel):

hell

licht

hell

helder

hell

hel

bis in den hellen Morgen schlafen

een gat in de dag slapen

der Mord geschah am hellen Tag pot.

de moord vond plaats op klaarlichte dag

2. hell (gering gefärbt):

hell

licht

helles Bier

licht bier

3. hell (hoch im Ton):

hell

helder

hell

hoog

4. hell (aufgeweckt):

hell

verstandig

hell

helder

hell

pienter

er ist ein heller Kopf

hij heeft een helder verstand

er hat einen hellen Kopf [o. Verstand]

hij heeft een helder verstand

5. hell (sehr groß, enorm):

hell

zeer groot

hell

enorm

hell

heel erg

hell begeistert

laaiend enthousiast

daran wirst du noch deine helle Freude haben! iron.

daar kun je nog veel lol van hebben!

in heller Verzweiflung

in de diepste wanhoop

helle Tränen weinen

tranen met tuiten huilen

das ist heller Unsinn

dat is klinkklare nonsens

das ist ja der helle Wahnsinn! pot.

dat is je reinste waanzin!

Moll <Moll> [mɔl] RZ. r.n. kein l.mn. MUZ.

Moll

mol

Moll

mineur r.n.

Moll

klein

auf Moll gestimmt sein żart.

in mineur (gestemd) zijn

c-Moll

c kleine terts

Przykłady jednojęzyczne (niezredagowane i niesprawdzone przez PONS)

niemiecki

Der Kursleiter begleitet sich während des Call&Response-Singens auf dem Berimbau. de.wikipedia.org

Call Me Maybe ist ein dynamischer Titel mit Einflüssen der Genres Dance-Pop und R&B. de.wikipedia.org

Weitere Projekte für interstellare Nachrichten waren: Cosmic Call 1999 & 2003, Teen Age Message 2001, A Message From Earth 2008 und andere. de.wikipedia.org

Das Schiff wurde am 19. Januar 1876 an die Reederei Newcomb & Thomson in London abgeliefert, die es als Roll Call in Fahrt brachte. de.wikipedia.org

Am 5. April 2011 startete LTE im Tarif Call & Surf Comfort via Funk. de.wikipedia.org

Im Übungsablauf realisieren sich verschiedene rhythmische Ebenen gleichzeitig (Schritte – Klatschen – Call & Response). de.wikipedia.org

Ebenso gibt der Caller Auskunft darüber, ob ein Spieler mit seiner derzeitigen Punkteanzahl ein Checkout erzielen und somit das Leg beenden kann. de.wikipedia.org

Es ist inspiriert von H. P. Lovecrafts Kurzgeschichte Call of Cthulhu und eine Adaption des gleichnamigen Pen-&-Paper-Rollenspiels von 1981. de.wikipedia.org

Für die Einarbeitung der Horror-Elemente wurde mit mehreren Autoren zusammengearbeitet, die Szenarien für das Pen-&-Paper-Rollenspiel Call of Cthulhu von 1981 geschrieben hatten. de.wikipedia.org

Ebenfalls 2011 klagte die Car-Freshner Corporation gegen Beck & Call, die eine ähnlich gestaltete Lufterfrischereihe als Werbegeschenk an ihre Kunden und Interessenten vermarktete. de.wikipedia.org

Przeszukaj słownik

niemiecki

ich	will
du	willst
er/sie/es	will
wir	wollen
ihr	wollt
sie	wollen

Tłumaczenia dla hasła „call“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

Ball <Ball(e)s, Bälle> [bal, ˈbɛlə] RZ. r.m.

Fall <Fall(e)s, Fälle> [fal, ˈfɛlə] RZ. r.m.

1. Fall kein l.mn.:

2. Fall (Umstand, Angelegenheit):

3. Fall (Vorfall, Ereignis):

4. Fall przen. (Untergang) kein l.mn.:

5. Fall (von Wasser):

6. Fall PR.:

7. Fall MED. (Krankheitsfall):

8. Fall JĘZ.:

Hall <Hall(e)s, Halle> [hal] RZ. r.m. meist l.poj.

1. Hall (dumpfer Schall):

2. Hall (Widerhall):

3. Hall (Echo):

Wall1 <Wall(e)s, Wälle> [val, ˈvɛlə] RZ. r.m.

ca.

Zobacz też circa

ˈcir·ca PRZYSŁ.

All <Alls> [al] RZ. r.n. kein l.mn. podn.

Dill <Dill(e)s, Dille> [dɪl] RZ. r.m. BOT.

doll [dɔl] PRZYM. reg. pot.

doll → toll

Zobacz też toll

toll [tɔl] PRZYM.

1. toll pot. (sehr gut):

2. toll pot. (töricht, albern):

3. toll pot. (wild):

Fell <Fell(e)s, Felle> [fɛl] RZ. r.n.

1. Fell (Tierhaut):

2. Fell (Haut, Oberfläche):

3. Fell pot. (die Haut betreffend):

Mull <Mull(e)s, Mulle> [mʊl] RZ. r.m. meist l.poj. MED.

Müll <Müll(e)s> [mʏl] RZ. r.m. kein l.mn.

null [nʊl] LICZ. (Zahl)

Null1 <Null, Nullen> [nʊl] RZ. r.ż.

1. Null (Zahl):

2. Null pot. pej. (Versager):

Soll <Soll(s), Soll(s)> [zɔl] RZ. r.n.

1. Soll GOSP. (Sollseite):

2. Soll GOSP. (Produktionsnorm):

3. Soll przen. (Aufgabe):

toll [tɔl] PRZYM.

1. toll pot. (sehr gut):

2. toll pot. (töricht, albern):

3. toll pot. (wild):

voll [fɔl] PRZYM.

1. voll (gefüllt):

2. voll:

3. voll (kräftig):

will [vɪl] CZ.

will 3. pers l.poj. präs von wollen², wollen³, wollen⁴

Zobacz też wollen , wollen , wollen , wollen

ˈwol·len4 <wollte, hat wollen> [ˈvɔlən] CZ. vb modal

1. wollen:

2. wollen (anstreben):

3. wollen (sollen, müssen):

4. wollen (behaupten):

ˈwol·len3 <wollte, hat gewollt> [ˈvɔlən] CZ. cz. nieprzech. (den Willen haben)

ˈwol·len2 <wollte, hat gewollt> [ˈvɔlən] CZ. cz. przech.

1. wollen (vorhaben, bezwecken):

2. wollen (benötigen):

ˈwol·len1 [ˈvɔlən] PRZYM. MODA

Zoll1 <Zoll(e)s, Zoll> [ ͜tsɔl] RZ. r.m. (Längenmaß)

hell [hɛl] PRZYM.

1. hell (nicht dunkel):

2. hell (gering gefärbt):

3. hell (hoch im Ton):

4. hell (aufgeweckt):

5. hell (sehr groß, enorm):

Moll <Moll> [mɔl] RZ. r.n. kein l.mn. MUZ.

Przykłady jednojęzyczne (niezredagowane i niesprawdzone przez PONS)

Przeszukaj słownik

Przetłumacz "call" w innych językach

Linki do dodatkowych informacji z zewnątrz

Komentarze i uwagi

Trener słownictwa

Synonyms

Moja historia wyszukiwania

Wall¹ <Wall(e)s, Wälle> [val, ˈvɛlə] RZ. r.m.

Null¹ <Null, Nullen> [nʊl] RZ. r.ż.

ˈwol·len⁴ <wollte, hat wollen> [ˈvɔlən] CZ. vb modal

ˈwol·len³ <wollte, hat gewollt> [ˈvɔlən] CZ. cz. nieprzech. (den Willen haben)

ˈwol·len² <wollte, hat gewollt> [ˈvɔlən] CZ. cz. przech.

ˈwol·len¹ [ˈvɔlən] PRZYM. MODA

Zoll¹ <Zoll(e)s, Zoll> [ ͜tsɔl] RZ. r.m. (Längenmaß)